Tour 90 - 3

Documenten

 

Inleiding

Begin februari 1990 werd ik opgebeld door een gemeente-ambtenaar. Hij vroeg waarom ik niet in militaire dienst zat. Ik vertelde hem dat ik nooit een oproep had ontvangen. Anders was ik wel gegaan. Niet dat ik er zin in had maar ik zou wel gaan. Hij zou voor een nieuwe oproep zorgen. Dat heeft hij gedaan. Niet veel later ontving ik een schrijven dat ik 1 mei 1990 moest opkomen voor militaire dienst. Ik was al maanden van plan om op de Dag van de Arbeid de rode vlag ter hand te nemen. Dat kon dus niet door gaan. Een paar weken later ontving ik een brief met de bestemming: Rijschool Bergen op Zoom. In de atlas zag ik dat het een pokke eind ver weg was. Ik zou daar echter wel mijn rijbewijs kunnen halen. Dit verzachtte de pijn.

 
 

Ossendrecht

De dag van de opkomst vond ik een regelrechte ramp. Tegen negen uur was ik op station Bergen op Zoom. Hoe ik op de kazerne ben gekomen weet ik niet meer. Ik vermoed met een bus maar het kan ook een groene vrachtauto geweest zijn. We werden een sportzaal ingeloodst. Rijen stoelen, elke rij ongeveer 15 stoelen breed. "Ga maar zitten." sprak een uniform. Ik heb met een paar anderen op de achterste rij plaats genomen. Er kwam een nieuwe lading binnen. Die gingen allemaal op de voorste rijen zitten. Een volgende lading er direct achter. Nog geen twee minuten later vertelde een uniform dat ze op moesten staan en zich naar links vervoegen. Wat zich achter het afgeschermde deel van de sportzaal afspeelde was voor ons nog een verrassing. Mij bekroop echter een onbehaaglijk gevoel. Hoe zouden de Joden zich gevoeld hebben toen ze in Auschwitz aankwamen? De voorste rijen vulden zich weer en werden vervolgens weggeleid. "Gaat goed." zei degene naast me opeens. "Wij zitten hier al bijna een half uur en zij gaan meteen door." "Zo kom ik de diensttijd wel door." was mijn antwoord. We schoten alletwee in de lach. Waarschijnlijk vielen we daardoor op want de achterste rijen waren meteen aan de beurt.

Achter het gordijn moesten we naar een tafel. Ik kreeg een heleboel papieren, moest veel handtekeningen zetten en werd toen bij een groepje gezet. Opeens was het groepje groot genoeg en werden we naar buiten gedreven. Alles moest snel, snel, snel. Voor een klein gebouwtje kreeg iedereen een stripje waar je overheen moest plassen. Binnen waren pisbakken. Heerlijk de blaas geleegd over het strookje. Ik moest inmiddels echt hoog nodig. Iemand naast me klaagde dat hij niet kon plassen als er anderen bij waren. Ik vond hem een zijkerd.

We moesten een tent in. Iedereen, ik had inmiddels geteld dat we met ons tienen waren, kreeg een plunjezak en een krijtje. Naam op de zak schrijven en uitkleden tot de onderbroek. Alle burgerspullen onder in de zak. De zonnebril, shag en aansteker die in de zakken van mijn burgerkloffie zaten, borg ik op in de sporttas die ik meegenomen had. Een uniform zag dat en keek met een blik van "Wat doe jij nou?" maar zei er niets van. Tien onderbroeken en twee uniformen in een donkere tent. Weer dat gevoel van Auschwitz. De andere kant van de tent was de uitgang. Wat staat me nu weer te wachten? “We zien jullie buiten wel weer.” sprak een van de uniformen. "Die andere Seite?"

Burgertas in de ene hand en plunjezak in de andere. Ik werd opgemeten en alles werd op een formulier ingevuld. Met het formulier naar tafel 1. Daar kreeg ik sokken. Eén paar aantrekken en de rest in de zak. Dat voelde wel zo prettig op de koude vloer. "Opschieten. Doorlopen. Sneller. Maak voort." Bij elke tafel en elk loket kreeg ik kleding. Enkele dingen moest ik aantrekken maar het meeste verdween in de zak. En overal was het "Opschieten. Doorlopen. Sneller. Maak voort." Dat gaat niet als je midden in een rij staat. Het klonk mij inmiddels als "Schnell, schnell, schnell!" Als laatste kregen we twee paar kisten. Aantrekken maar tijd om de veters vast te maken kreeg niemand. "Schnell, schnell, schnell!" Eindelijk buiten kreeg iedereen een zakmes van een van de twee uniformen die met ons in de donkere tent waren geweest. Het was inmiddels bijna twaalf uur. De twee uniformen besloten dat we gingen lunchen. De plunjezakken en burgertassen moesten we maar bij een gebouw achterlaten. Mijn shag en aansteker haalde ik nog snel even uit de tas. Weer zo'n rare blik van dat uniform. We werden bij een eetzaal in de rij gezet. "Over drie kwartier zijn jullie bij de uitgang." snauwde een uniform. Tijdens de lunch werd er niet gesproken. Iedereen was overdonderd door wat hij in nog geen twee uur tijd meegemaakt had. Wij waren op tijd buiten maar de uniformen lieten nog even op zich wachten. Waarom moest alles zo schnell, schnell, schnell?

In een loods kregen we elk een tweede plunjezak maar deze was al gevuld en volgens enkelen veel te zwaar. Het gewicht viel me mee maar het formaat was onhanding. En weer konden we wachten. De zonnebril nam ik uit mijn tas. Weer die blik van dat uniform. Iedereen moest die tweede zak oppakken, in een kring gaan staan en het ding uitschudden in het zand. Dit kwam op mij meteen over als een stukje pesten. Ik zou alles immers weer schoon moeten maken. Vervolgens werd gecontroleerd of iedereen de voorgeschreven hoeveelheid van alle dingen had. Een uniform riep door een megafoon. Hij benoemde het voorwerp en gaf het aantal aan. Alles wat je niet had of tekort kwam moest je melden. Ook alles wat je teveel had. Ik heb sukkels gezien die dit laatste deden.

Na weer een tijd wachten moesten we schnell, schnell, schnell achter in een vrachtauto klimmen. Met elk twee volle plunjezakken en een burgertas duurt het even voordat 10 onwilligen ingestapt zijn. Ik was bewust de laatste die instapte. Het ding ging rijden. Had geen idee waar ik was of waar het heen ging. Het Auschwitzgevoel kwam weer boven. Uiteindelijk werden we uitgeladen. Alle bagage moest er schnell, schnell, schnell uit.Trap op, natuurlijk ook schnell, schnell, schnell naar een kamer. Hier kon iedereen een bed kiezen. Daar naast stond een kast. Alle PSU, we wisten inmiddels dat alles wat we die dag ontvangen hadden zo heette, moest er in. Tot mijn verbazing kon alles er in en dan had je ook nog een schapje vrij voor de privé spullen. Iets er uit halen was echter een ander verhaal. Dan moest vaak de halve kast uitgepakt worden.

Nadat we ons omgekleed hadden in een groen pak (wat we die dag aangetrokken hadden bleek het nette pak te zijn, het DT, Daaglijks Tenue) werden we naar de eetzaal geleid. In de rij staan voor het eten. Toen ik 10 was had ik dat al eens meegemaakt met het zomerkamp van de gymnastiekvereniging maar dit was iets heel anders. De rij begon ver voor de deur. Honger en dorst. Het schoolbord net achter de ingang leerde dat er bloemkool op het menu stond. Toen had ik het gehad. "Ik wil hier weg. Gewoon naar huis." was mijn gedachte. Ik bleef echter en heb zelfs een deel van de bloemkool opgegeten.

Na het eten werden we met 40 sukkels een leslokaal ingevoerd. Hier werden we door iemand die zich voorstelde als de compagnie-commandant, onder de krijgstucht gesteld. Wat dat inhield zou hij nader komen toelichten tijdens de lessen die er voor stonden. Verder wist hij te vertellen dat wij daar waren gekomen om geld te verdienen. "Een rijbewijs kost al snel tweeduizend gulden. Hier kunt u het gratis behalen." Gratis my ass. Ik was er die dag netto 500 gulden per maand op achteruit gegaan. Veertien maanden dienst is dan 7000 gulden. Hierna mochten we een biertje drinken in de manschappenkantine. Een lange rij voor de bierpomp. Iedereen kwam met bladen bij de bar vandaan. Het voorschot van 200 gulden moest blijkbaar meteen op. Degene van ons groepje die als eerste een rondje gaf kwam terug met de mededeling dat een biertje maar 80 cent kostte. Dat was een positief geluid. Ik was er inmiddels achter gekomen dat we ons in Ossendrecht bevonden. Had echter geen idee waar dat op de landkaart lag. Weer thuis heb ik het opgezocht. België was slechts drie kilometer verder.

De eerste week werd gevuld met heel veel niks doen. Wachten, wachten en wachten. Tussen het wachten door moest alles "Schnell, schnell, schnell!" De rest van de tijd op de Koningin Wilhelmina Kazerne werd gevuld met lesjes in militaire dingen zoals exercitie, kennis van rangen, NBC en ZHKH. Omdat het een rij-opleiding was en nog niemand van ons een rijbewijs had kregen we theorieles, voertuigkennis en -onderhoud en vier halve dagen per week praktijk. Met het minimaal benodigde aantal punten haalde ik de theorie. Ik had mij niet verdiept in de trams. Die heb je immers alleen in de Randstad en daar wilde ik toch niet naar toe.

Natuurlijk stond ook de beruchte stereoprik voor ons op het programma. Ik had even rondgevraagd bij jongens die langer in dienst zaten hoe je dat het beste kon ondergaan. "Meteen na de prikken tien keer opdrukken." Dat leek mij wel een aardige methode. Het bloed wordt door de inspanning immers wat sneller doorgepompt. Voor we aan de beurt waren moesten we natuurlijk weer wachten. Toen heb ik echt gelachen. Degene die altijd de grootste babbels had en dacht dat hij alles wist en kon zag ik ineen krimpen. Die was echt bang voor de prikjes. Inmiddels hadden anderen gesprekken over de manier van prikken. "Het gaat alsof ze een pijltje in je arm gooien." Yeah, right. Ik voegde er nog aan toe dat je vooral de armspieren goed gespannen moest houden. Toen ik uiteindelijk aan de beurt was  heb ik alle arm- en schouderspieren slap gehouden. Zowel links als rechts kreeg ik een klein prikje. Ik had er niet op gerekend dat er vooraf een beetje jodium op de plekken werd gesmeerd en meteen na de spuiten een pleister. Was even een verrassing. Buiten heb ik mij tien keer opgedrukt en eenmaal terug op de legeringskamer nog eens. Nergens last van gehad.

Op een ochtend, ik zat als leerling achter het stuur, vroeg de rij-instructeur of ik die ochtend examen wilde doen. Voelde me goed en heb toegestemd. Ik moest een tijdje wachten. Net lang genoeg om zenuwachtig te worden. De auto die ik zou moeten gebruiken tijdens het examen had ik die ochtend voor het eerst gereden en voelde anders dan ik gewend was. Al de militaire LaRo's zien er hetzelfde uit maar zijn toch allemaal iets anders qua rijden. Uiteindelijk was het zover. Het verkeer in Roosendaal stond vast. Van de drie kwartier durende rijproef heb ik 20 minuten stil gestaan. Ik moest rechts maar die straat was afgesloten. "Dat zullen we dan maar niet doen." zei ik en reed recht door. Als bijzondere verrichting moest ik fileparkeren. Ik zette de auto dus met de rechter kant in de struiken. Was niet goed. Ik moest verder rijden. Tijdens het uitparkeren trapte de de examinator zijn koppelingspedaal in. Ik kijk hem aan met een blik van "Wat doe je nou???" Er was immers ruimte genoeg tussen de LaRo en de geparkeerde auto. "Oh, sorry. Rij maar door." Honderd meter verder moest ik het opnieuw proberen. Toen stond ik ruim een halve meter van de stoeprand. "Weet je wat je verkeerd gedaan hebt?" Ik wist het niet precies dus heb het een beetje vaag gelaten. "De ene keer te vroeg gestuurd en de andere keer te laat." Invoegen op de snelweg ging ook niet helemaal goed. Ik had te vroeg naar de vier geschakeld. Terug bij het café feliciteert hij mij met mijn rijbewijs met de toevoeging dat ik een veilig chauffeur zal worden. Ik denk dat ik het in het burgerleven op deze manier nooit had gehaald.


 

Breda

Met het militair rijbewijs op zak werd ik na twee maanden Ossendrecht overgeplaatst naar de Chassee-Kloosterkazerne in Breda. Ik kreeg daar radio-telefonie opleiding voor de atrillerie en verdere militaire vorming. De soldaat was opeens kanonnier. Ik vond het prima. Het was voor mij al lang best dat ik een of twee avonden per week even op en neer naar huis kon. Even weg uit het kazernegedoe, ongeacht hoe relaxed de sfeer daar ook was. Thuis een paar uurtjes tv kijken en op mijn gemak een paar beugelflessen drinken. Gewoon even thuis zijn. Privacy. De avonden dat ik niet naar Nijmegen ging heb ik doorgebracht in diverse kroegen in de Bredase binnenstad.

Ik kwam op maandagochtend met een kater aan in Breda. In de stationshal stond een korporaal. Ik vroeg hem hoe ik op de Chassee Kloosterkazerne kon komen. "Achter in die viertonner." Als laatste stapte ik achter in. De laadruimte was gevuld met burgers. Op de kazerne er als eerste uit. Het had een beetje geregend en het opstapje aan de laadklep was nat. Combineer dit met de zolen van de bruine kisten en je hebt geen grip. Ik lag dus in mijn DT op de klinkers. Goeie indruk bij die burgers.

Het melden bij de radio-telefonie Batterij ging heel relaxed. Een wachtmeester in DT achter een tafeltje was heel vriendelijk. Alles wat hij vertelde heb ik echter niet onthouden. Het ging het ene oor in en het andere uit. Ik had de nieuwe kamergenoten net voorgesteld om een kaartje te leggen omdat we toch niks beters te doen hadden toen er op de gang geschreeuwd werd dat iedereen naar buiten moest. "Schnell, schnell, schnell!" Opstellen en toen werden we afgemarcheerd naar de filmzaal. Het ging allemaal niet goed. Er werd niet in de maat gelopen en commando's werden niet juist opgevolgd. Compleet waardeloos dus in de ogen van de wachtmeesters. In de filmzaal zat iedereen een beetje te buurten toen er opeens werd geroepen dat we moesten gaan staan. Toen klonk het "Geef acht!" De commandant kwam binnen. Ik kreeg opeens het gevoel dat ik in het leger zat. Hij begon zich te beklagen over het slechte "Geef acht" wat we gaven. Het moest klinken als 1 stamp en niet als 200 afzonderlijke. Toen ben ik afgehaakt. De rest van zijn verhaal heb ik niet meer gevolgd.

De woensdag daarop kregen we velddienst. De wachtmeesters die ons instructie gaven ontpopten zich aan het begin van de dag als enorme klootzakken. Niks deden we goed. Ze schreeuwden van alles en alles moest schnell, schnell, schnell! Later op de dag werden ze wat gemoedelijker. Na het nodige hardlopen, camoufleren, hardlopen, tijgeren, slangen- en robbengang, hardlopen, theorie over richting aanduiden (11 uur, 50 meter) en ook nog even HOP-en was het programma afgedraaid. Het eten liet op zich wachten. Helmenrace. Na het eerste rondje was het eten er nog steeds niet. Dan een rondje hardlopen met een ander op de rug. Ik sprong bij een dikke hagenees op de rug. Hij was een kop groter dan ik. Toen moesten we omwisselen. Die dikke dacht mij even te slopen met zijn 120 kilo. Het is hem niet gelukt. Nog een keer helmenrace. Toen we begonnen te klagen kregen we de keuze tussen de race of marsen. Dat laatste had mijn voorkeur omdat de wachtmeesters dan ook mee moesten. Het werd een helmenrace omdat de rest het niet door had. Het eten kwam maar we moesten zelf, met twee man, een veldoventje maken. Zand in het eten was het gevolg. Karel Könst wilde geen zand eten. Ik heb zijn portie dus ook maar genomen.

Zondag avond zat ik op de rand van het bed mijn kisten te poetsen. Ik was de enige op de legeringskamer. Zag het opeens niet meer zitten. "Ik zit in dienst, godverdomme. Verdomme, verdomme, ik zit in dienst." Ruim twee maanden lang werd ik geleefd. Dat was ik absoluut niet gewend en alles kwam negatief op mij over. Mijn inkomen was met ruim 30% achteruit gegaan en mijn privacy was mij voor 80% afgenomen. Had er opeens geen zin meer in. Nadat ik alle opties op een rijtje had gezet (zoveel waren er niet) bleef als beste over: "Accepteer het nou maar en gedraag je er naar." Met dat idee ben ik gaan slapen. Vanaf dat moment werd het militaire leven draaglijker.

De volgende dag ben ik meteen goed begonnen. Ik werd kamerwacht. Elke ochtend stond ik op de gang en meldde de kamer gereed voor inspectie bij de wachtmeester die de boel kwam bekijken. Het was een nooit uitgesproken cohabitatie tussen ons zessen op de legeringskamer. Eentje zorgde dat er schone lakens kwamen, een ander veegde elke ochtend, iemand keek op het rooster en op vrijdag middag schoonmaken deden de andere vijf. Ik gaf tips en stuurde een beetje tijdens dit corvee. Moest immers zelf aan de wachtmeester vertellen dat alles schoon was. Zo ook de laatste middag in Breda. Ik meld de kamer "gereed voor inspectie" en de wachtmeester stuurt mij de ruimte in. Iedereen had alles ingepakt en stond in DT klaar om naar huis te gaan. "Hebben jullie ook onder de kasten gedweild?" Ik zeg "Nee." De kamergenoten keken mij aan alsof ze water zagen branden. "Wat doe je nu? We willen naar huis!" stond op hun gezichten te lezen. Niemand had zin in een extra schoonmaakbeurt. De wachtmeester trok mijn kast naar voren en er verscheen een flinke laag stof en zand. Hij dacht even na en zei: "Rot maar op." Hij had duidelijk ook zin in een lang weekend.

In de loop van de weken die ik op de Chasse-Klooster Kazerne doorbracht bleken de wachtmeesters mensen. Je kon er mee ouwehoeren en zolang je normaal je ding deed was er niks aan de hand. Heel wat anders dan de gefrustreerde kuko's van de rijopleiding. De kapitein, de luitenant en de adjudant waren een ander verhaal. Die hadden het motto "Ze verwachten een klootzak, dan krijgen ze die ook."  Na een paar weken zwaaide de adjudant af en kwam er een mens voor in de plaats. Deze AOO hield zich natuurlijk ook aan de regels en wees ons er op maar alles ging op een normale manier. Geen gezoek naar foutjes en hij stond open voor redelijke verzoeken.

De twee maanden die we daar moesten doorbrengen waren echter veel te lang. Alles wat ik op gebied van radio-telefonie en AMO heb geleerd had men in de helft van de tijd kunnen onderwijzen. Iedereen werd een week op verlof gestuurd omdat ze ons niet lang genoeg nuttig bezig konden houden. Het kostte natuurlijk wel vakantiedagen. We moesten echter ook wachtdienst draaien. 24 uurswachten die om 19.00 uur begonnen. Tijdens zo'n wachtbeurt was slapen een uitzondering. Na 36 uur wakker ben je echt wel uitgewoond. Daarom ging ik na de wacht en de douche in burgerkloffie de kroeg in. Dan kostte het niet zoveel om dronken te worden. Ik heb daar heel veel op wacht gemoeten. Het leukste van al die wachtbeurten, minstens één per week, was toen ik een keer tussen vijf en zes, in de zon, aan de kazernepoort stond. Er kwam een klein oud autotje met drie kornetten aanrijden, een Peugeot 106 herinner ik mij. De kornet-chauffer wilde op het kazerneterrein parkeren. "Heeft u een parkeervergunning?" Die had hij niet. "Dan mag ik u niet met het voertuig toelaten op de kazerne." "Gisteren mocht het wel." "Dat was gisteren." Een van de passagiers zei dat ze te laat zouden komen voor het eten. "Waar kan ik dan wel parkeren?" bitste de bestuurder. "Hier ergens in de straat misschien?" Met een lang gezicht reed hij achteruit. Een paar minuten later kwamen ze alledrie in looppas terug aan de poort. Ik controleerde de paspoorten van elk afzonderlijk en nam er de tijd voor. Eentje zei dat hij in beklag zou gaan bij de wachtcommandant. "Is prima. Hij zit daar in het wachtlokaal." In looppas gingen ze verder richting eetzaal. Toen ik afgelost was vroeg de wachtcommandant wat die drie kornetten hadden. "Geen parkeervergunning." "Goed gedaan dan." "En ze zullen in beklag gaan." voegde ik er lachend aan toe. We konden er alletwee niet op wachten. Ze zijn helaas nooit in beklag gegaan.

 
  

Schaarsbergen

Een maandagochtend in augustus ging ik, wederom met een kater, naar de Oranje Kazerne in Schaarsbergen. Lekker dichtbij vanuit Nijmegen. Alleen was de openbaar vervoer verbinding van station Arnhem naar de kazerne slecht.

Mijn parate tijd was aangebroken. De Staf-Staf Verzorgings Batterij van de 11e Afdeling Rijdende Artillerie was het nieuwe onderdeel. SSVBT 11 AFDRA dus. Na wat heen en weer lopen en vragen kwam ik uiteindelijk bij het gebouw van de Staf Batterij en meldde mij op de dagkamer. "Ben je al boven geweest?." Ik had geen idee wat men er mee bedoelde. "Hier de trap op?" Het bleek een ander gebouw te zijn waar de Afdeling Staf kantoor had. Melden bij de Sectie 1, eerste verdieping. Formaliteiten, papier gedoe, wat uitleg waar ik natuurlijk niets van onthield en een beetje wachten. Van "Schnell, schnell, schnell!" was geen sprake. Ik kreeg zelfs koffie. Vervolgens naar het gebouw waar ik net vandaan kwam.

Bij de administratie kreeg ik een loopbriefje. Overal heen en laten aftekenen. Melden bij de Batterij Opper was nummer 1, een deur verder. Ik kreeg de sleutel van een PSU-kast op kamer 2. Mijn hand werd opgemeten en de maat werd in het militaire paspoort geschreven tbv het NBC-pak. Weer wat uitleg en weinig onthouden. In de wapenkamer kreeg ik een UZI toegewezen. Serienummer 101060 met reknummer 123 werden in het militair paspoort geschreven. De fourier vroeg of ik binnenslaper was of naar huis zou gaan. Dat laatste. Ik kreeg dus geen bed. Hij opperde wel om even rond te vragen of ik niet met iemand mee kon rijden.

Melden bij de kapitein. Ik moest wachten in de wachtkamer. Hier trof ik een aantal mensen uit Breda. De wachtkamer werd steeds voller. Kanonniers, wachtmeesters en kornetten. Na verloop van tijd verscheen de kapitein in de deuropening. De kornetten moesten mee. Als tweede groep haalde hij de wachtmeesters op. De laagste rang mocht weer eens als langste wachten. De YPR chauffeurs waren als volgende aan de beurt. Toen de Land Rover piloten. Van Walsum en ondergetekende. De kapitein maakte mij chauffeur van de Staf 01 van overste en Van Walsum werd chauffeur van de Staf 140 van kapitein Strik van de onderhoudsgroep. Mij werd gevraagd of ik een beetje technisch was. Ik vond van wel. Had immers altijd aan mijn bromfietsen gesleuteld en al het onderhoud aan mijn racefiets deed ik zelf. "Dan plaats ik jou tussen de oefeningen door bij het AOG. Daar kan je koerieren en een beetje meesleutelen." Dat zag ik wel zitten.

Toen iedereen die het weten moest wist dat ik er was en ik het loopbriefje bij de administratie had ingeleverd ben ik eens gaan rondvragen of ik niet met iemand mee kon rijden. Op de legeringskamer onmoette ik mijn voorganger, Remco Lefering. Hij woonde ook in Nijmegen en kon mij en Stoks op het Keizer Karelplein oppikken en 's middags afzetten. Stoks had ik in Breda al leren kennen. De viertonnerchauffeur was twee jaar ouder dan ik en bezig zijn doctoraal in de kernfisica te halen. "Ik heb dienst niet langer kunnen uitstellen. Nu moesten ze me echt hebben." Echt op het randje van zijn 27ste verjaardag was hij aan de beurt.

De eerste paar dagen nam Remco mij een beetje op sleeptouw. Voorstellen aan iedereen in het AOG. Dit bleek de Afdeling Onderhoud Groep te zijn. Ik kwam in de garage terecht. Prima. Voorstellen bij de functionaris. De AOO Wieskamp. De adjudant kon geen drie woorden zeggen zonder te vloeken en bovendien schreeuwde hij altijd. Dit schrok veel mensen af. De eerste keren dat ik met zijn stem te maken had had ik dat ook een beetje maar later lachte ik hem uit als hij begon. Hij pikte dat, kon een beetje tegengas wel waarderen. Voorstellen bij de Afdelings Commandant, de overste Schumacher. Mijn eerste indruk van hem was positief. Gelukkig maar want we zouden nog veel tijd samen doorbrengen.

Inmiddels had ik de sleutels van mijn eigen Land Rover ontvangen. Het was de Staf 01. Staf stond voor de batterij en 01 was het voertuignummer van de auto voor de afdelingscommandant. De overste vond dat het ding van hem was, de adjudant vond dat het ding van hem was, zo ook de sergeant-majoor van de onderhoudsgroep. Ik moest er in rijden en eerste lijns onderhoud plegen. De auto was dus van mij, al was lang niet iedereen het daar mee eens.

De Staf 01 "Bardot" tijdens een pauze op weg naar de oefening Munster-Süd 91-1.

 

Het “Korps Rijdende Artillerie” is het oudste onderdeel van de Nederlandse landmacht. Het onderdeel staat ook bekend als “De Gele Rijders” en staat bol van tradities. Zo heeft men bijvoorbeeld een eigen manege, ondergebracht in een stichting, en wordt op Prinsjesdag het minuutschieten op het Malieveld in Den Haag verzorgd door de Saluutbatterij. Ik was van de ene op de andere dag ook geen kanonnier meer. De aanspreektitel voor manschappen bij het KRA is 'Rijder'.
Eind jaren zestig heeft een Afdelingscommandant besloten dat zijn voertuig de naam “Bardot” zou dragen. In mijn tijd was dat nog steeds zo en nu zal het ook nog wel zo zijn. Al is het voertuig in de loop der jaren veranderd van NeKaf via Land Rover in Mercedes G. Bardot is Frans voor muilezel, het jong van een ezelin en een paardenhengst. Die muilezel verwijst naar de veldtocht in Spanje, rond 1809. De paarden waren gesneuveld, gestorven of geslacht en als vervanging kreeg men muilezels. Eigenlijk een schande voor paardenmensen, zo heb ik begrepen. Om dit te herdenken kwam de naam Bardot op het voertuig. De uitspraak hoort op zijn frans. Zoals Brigitte Bardot. Wij dienstplichtigen deden het echter op zijn nederlands. Met een duidelijk uitgesproken T.

De eerste weken bij mijn nieuwe onderdeel stelden niet veel voor. Drie keer drie patronen uit de UZI jagen was het meest enerverende. Een beetje koerieren was voor mij een uitje. Al was het maar die ene kilometer naar 11 Herstel Compagnie. Wij noemden het onderdeel 11 Knutsel. Verder een beetje met schuurpapiertje en kwast de auto hier en daar verfraaien.

Ik liep mij op een woensdag ochtend duidelijk te vervelen toen de sergeant-majoor De Ruiter vroeg of ik kon timmeren. Mijn vader was zijn leven lang timmerman geweest dus ik had het een en ander meegekregen. "Dan kan je naar de manege. Daar hebben ze mensen nodig om te timmeren." Ik er heen en tref de majoor Soethout. Hij is blij dat ik kan komen helpen en geeft mij een heel erg enthousiaste rondleiding met de uitleg dat de Stichting Manege KRA niet genoeg geld heeft en dus alles met gebruikte materialen moet doen. Hij ging maar door. Zelfs bij elk paard had hij een verhaaltje. Ik had inmiddels het gevoel dat hij heel snel zijn kop moest houden en mij gewoon aan het werk zetten voordat ik met een vuist zou uithalen. Uiteindelijk deed hij dat ook. Sloophout was er maar de spijkers moesten er uit. Zo ging het bij ons thuis ook vaak dus dat kende ik. "Majoor, ik heb een hamer, nijptang, beitel, schroevendraaier en IMAL nodig." Al dat gereedschap was er maar de kwaliteit was bedroevend. Ik Maak Alles Los was te duur. Dan duurde het maar iets langer voor het hout spijker- en schroefvrij zou zijn. Het was lekker weer dus ik heb twee en een halve dag in hemd en onderbroek in de overall staan spijkertrekken.

Lefering was inmiddels vertrokken. Hij mocht nog niet afzwaaien maar omdat er een opvolger was kreeg hij onbetaald verlof. Stoks en ik reden inmiddels mee met een KVV korporaal uit Groesbeek. Toen zijn auto het helemaal begaf reden we mee met een dienstplichtige uit dat dorp.

 

Ouderdag

Inmiddels was de huzaar Van Elderen (een koepelhoer die bij de Staf Batterij gedetacheerd was) een keer naar me toe gekomen met de vraag of ik deel wilde nemen in het BOO. Het bleek het Batterij Overleg Orgaan te zijn. In overleg met de Batterijcommandant organiseerde men dingetjes voor de dienstplichtigen. Ik moest er even over na denken. Een weekje later vroeg hij het weer. Ik was inmiddels aktief lid van de VVDM geworden en het BOO leek mij een aardig verlengde. Ik viel meteen met de neus in de boter want de voorbereidingen voor de ouderdag waren net gestart. Tijdens de eerste bijeenkomst met de kapitein Van Erve was ik wat onwennig. Kende de omgeving nog niet zo goed. De uitkomst was dat Van Elderen en ondergetekende de diverse groepen langs gingen om ondersteuning te vragen. De berging, medische post, onderhoudsgroep, wapens, NBC, iedereen zegde meteen toe. We voegden er meteen aan toe dat we nog langs zouden komen voor de details. Een week voor de ouderdag gingen Van Elderen en ik weer alle posten langs. Niemand was het vergeten en iedereen had een plannetje.

Op de dag zelf was ik druk. Op het laatste moment heb ik nog even een Landrovertje gehaald bij het AOG. Ik ben naar de wachtcommandant gegaan en heb hem nog even herinnerd aan de ouderdag. Toen ben ik naast de wachthebbende bij de poort gaan staan. Net als hij keurig groeten naar elke bestuurder. De wachthebbende contoleerde de parieren en ik gaf een paar stickers met een M109 er op en een stencil met een plattegrondje en verwees ze naar de parkeerplaats.

Ik was precies op tijd op de voertuigplaat om de M578 bergingstank met een gesleepte M109 aan te zien komen. Twee van mijn neefjes klommen er meteen op. Een DAF YA626 met een aan de neus opgetilde LaRo stond er al. Er was een wapenshow. MAG, punt 50, FAL, UZI, LAW, FN, alle wapens kon met vasthouden (het lag natuurlijk wel allemaal aan een ketting). De NBC kreeg veel aandacht. Iraq was twee maanden eerder Kuweit ingevallen en er was in die regio sprake van een mogelijke inzet van NBC-wapens. De medische hulppost had een showtje. Het begon met een knal van een thunderflash en veel gekerm. Een Land Rover ZAU kwam aangereden. De gewonde werd achter in de auto geladen. Na een extra rondje over de plaat werd hij afgeleverd bij de shelter van de dokter. Na een operatie van een paar minuten kwamen ze buiten.

Het was inmiddels lunchtijd. Het plan was om buiten te eten. Zo gaat dat in het veld immers ook. Het dreigde echter naar regen. De wolken werden steeds dikker. Van Elderen kwam naar met toe. "Wat doen we nu met het eten?" Ik zei: "In het BOG." De garage van de Batterij Onderhoud Groep was vrij gehouden voor eventuele regen. Ik heb toen meteen een viertonnerchauffeur aangesproken: "Jij haalt jouw auto en gaat naar de BeVo. Stoelen en banken inladen en uitladen bij het BOG." Na wat tegenstribbelen als 'moet ik dat allemaal alleen doen' en 'ik heb geen sleutel' deed hij het toen ik vertelde dat ik voor sleutel en mannetjes zou zorgen. Heb toen meteen zes man aangewezen om tafels en banken te sjouwen. Na uitleg gingen ze naar de BeVo. Ik heb een opper aangesproken of hij de sleutel had. Hij verwees me naar een korporaal. Weer was enige uitleg nodig maar hij liep met me mee naar hun magazijn. De viertonner kwam net aanrijden en de mannen stonden al te wachten. Ik ben terug gegaan naar de plaat. De sfeer was al iets minder want iedereen zag die wolken.

Via de geluidsinstallatie riep ik om dat het eten in verband met het weer in het BOG te vinden zou zijn. Die garage vond iedereen maar het eten was er niet. Duurde ongeveer een uur voor het opgevoerd werd. De blauwe hap was goed. Rijst, ajam, babi, atjar, pisang. Lekker. Na nog een modeshow van diverse uniformen gaf de kep een afsluitend praatje. Het wachten op het eten duurde omdat alle andere ouders in de manschappenkantine eten. Wij wilden dat buiten en dat was een communicatiefout. Dan moet er een viertonner geregeld worden en al het eten overgeschept in gamellen. Kost ook weer tijd. "Ook in het veld is het eten wel eens laat maar het komt altijd." Ik had mijn meerijritje naar Nijmegen gemist en moest dus met openbaar vervoer naar huis. Eenmaal thuis, op de bank, was ik helemaal uitgeteld. Doodmoe van al het geren en geregel maar blij dat het goed verlopen was.

 
 

Kazernewacht deel 1

Ik moest natuurlijk ook wachtdienst draaien. De wachtdiensten op de Oranjekazerne waren kort. Van 19.00 uur tot 07.00 en van 07.00 tot 19.00 uur. Mijn eerste wachtbeurt was een zaterdag in augustus tijdens een lang weekend, de vrijdag hadden we ADV. Ik was een 'reserve die moet komen' voor de dagwacht op zaterdag. Voor zowel dag als nacht waren er twee van. Voor het geval er iemand plotseling ziek werd was er altijd een backup. Bovendien waren er reserves die moesten bellen. Eén van het eigenlijke wachtpersoneel meldde zich telefonisch ziek. Ik werd aangewezen als vervanger. Vloekend en scheldend op degene die mij genaaid had ben ik gaan douchen. Met de sergeant van de administratie en twee anderen kregen we het complex van 11 Herstel onder onze hoede. Tussen Obers en mij is het nooit goed gekomen.

De volgende beurt was ik chauffeur van dienst tijdens de nachtwacht. Dat baantje beviel mij wel. De nieuwe wacht wegbrengen naar de lokaties en een aantal rondjes met de OKP en dat was de wachtbeurt. Het nadeel was dat ik de auto voor aanvang van de wacht moest halen en na afloop weer weg zetten. Het grote voordeel was echter dat ik een paar uur kon slapen. Een chauffer moet immers uitgerust zijn. Ik ging naar de legeringskamer en sliep in de slaapzak op een bed van iemand die eigenlijk binnen moest slapen maar toch elke nacht thuis was. De volgende dag was vrij als je nachtwacht had gehad. Vooral door de week was dit geweldig. Die eerste wachtbeurt als chauffeur was de nacht van 5 op 6 september. De wachtcommandant vertrok tegen zes uur met twee man om de vlag te hijsen. De commandant van Aflossing (CvA) en de nieuwe wachtcommandant kwamen er achter dat Prins Claus die dag jarig was. De wimpel moest dus ook naar boven. Ik heb een sprintje naar de vlaggenmast getrokken. Toen ik aankwam ging de vlag net naar boven. Hijgend wilde ik het vertellen maar de wachtcommandant onderbrak mij. "In de houding staan als de vlag gehesen wordt en mond houden." Met een gevoel van dan moet je het zelf weten stapte ik in de houding. Toen de vlag in top was vroeg hij wat ik kwam doen. "Wachtmeester, Claus is jarig. De wimpel moet er aan." Met een blik van had je dat niet eerder kunnen vertellen gaf hij opdracht de vlag naar beneden te halen. De wimpel werd er aan geknoopt en de boel ging weer naar boven. Dit allemaal zonder ceremonieel.

Ik kwam er een paar weken later achter dat onze batterij met Kerst een wachtdienst moest draaien. Vrijwilligers kregen een normale wachtbeurt minder en als je op tijd was kon je een baantje uitzoeken. Ik heb mij dus bij de BatterijOpperWachtmeesterInstructeur Bongers aangemeld als chauffeur van dienst voor de nacht.

 

Mutatie

Een mutatie betekende dat je vrijgesteld werd van het een en ander: sporten, marsen, exercitie en velddienst. "Ik heb SMEV" wilde iedereen kunnen roepen. Je hoefde immers niet aan die onzin mee te doen en als het even kon liep je een week op de sportschoenen in plaats van de bruine kisten. SMEV werd door de dokter voorgeschreven. Het briefje waar het op stond, de gewilde mutatie, moest je op het onderdeel laten registreren en altijd bij je dragen.

Ik ging eens naar de dienstplichtige dokter. Terug in het gebouw van de stafbatterij kom ik de kapitein tegen. "Van de Peppel, mag ik even jouw mutatie?" "Mutatie?" vroeg ik. "Ja, je bent toch naar de dokter geweest?" "Ja, maar ik heb geen mutatie."  Hij keek mij even aan of hij water zag branden. Dit had hij waarschijnlijk nog nooit meegemaakt. Ik denk nog steeds dat hij zijn schouders ophaalde toen hij terug ging naar zijn kantoor.
 

Oefeningen deel 1

Militaire dienst kan niet zonder oefening. Ik moest er dus ook aan geloven. De eerste keer dat ik de overste moest rijden was ik nog veel teveel geïndoctrineerd door de rij-opleiding. Helm op. "Waarom heb je de helm op?" "Heb ik geleerd op de rijopleiding. Als je het terein in gaat zet je de binnenhelm op." "Doe niet zo raar. Wij dragen gewoon de kwartiermuts." Het ging even een uurtje naar het AV-bivak van de Stafbatterij. Ik was juist op tijd om een kamergenoot deel te zien nemen aan de slotenmars. Auto onder een paar bomen geparkeerd en opeens roept de overste mij. Ik trek een sprintje. "Kijk eens hoe mooi die paddestoelen hier staan. Een echte heksenkring." OK, het was mooi. Zoiets zie je niet in het Willemskwartier. Wist echter even niet waar ik aan toe was. Was hij een militair of een tree hugging hippie? Een week later ging het een middagje naar Havelte. Entre Nous van de Tweede Batterij. Een onderonsje dus. Op de weg terug zat een dpl wmr achterin. Hij kwam van Terschelling en was minimaal vijf uur onderweg om thuis of op de kazerne te komen. Door extra wachtdiensten te draaien, hij zat toch 'vast' op de kazerne, kon hij om de week op vrijdag ochtend naar huis. Zo had hij nog een beetje weekend. Had best wel een beetje medelijden met hem.

De eerste oefening met overnachten was begin oktober, een schietserie op het Artillerie Schiet Kamp in 't Harde. Het ASK. Af en toe de overste een stukje verplaatsen, veel wachten, naar de radio luisteren en boek lezen. De overste vertelde dat ik heel minimaal moest camoufleren. Auto onder een boom en zeiltje over de voorruit. Gaf voorbeelden aan en hielp de eerste keer mee. Ook had ik regelmatig niks te doen. Hij zat in de officiersmess of ergens anders te buurten. Ik kon dan naar het PMT. Donderdag ochtend, rond koffietijd, zette ik de overste af bij de officiersmess. Er stond een LaRo met lekke band. Heb mijn collega van 12 AFDVA een beetje geholpen het wiel te wisselen. Dat weekje heb ik zo'n beetje alle spektakel gezien wat de artillerie kan bieden. Afschieten overdag en bij nacht, rookgordijn, brisant en licht. Was best wel een aardig uitje van een dag of vier.

Op het ASK.

Agile Centaur, een week hulpleider bij de 12e afdeling was twee weken later de volgende oefening. Eén viertonner en vier LaRo's. Zondag ochtend om half negen moest ik de overste thuis ophalen. Zaterdag avond ben ik naar de kazerne gegaan. Na het ontbijt de auto uit het AOG gehaald, met een kater natuurlijk. Mijn laatste spullen er in en toen naar Arnhem-Noord. Ik was iets te vroeg. De overste was al klaar maar eerst koffie. Toen zijn laatste spullen in de auto geladen en op weg naar de omgeving van Meppen (BRD). Tijd om elkaar een beetje beter te leren kennen. De anderen waren zaterdag al naar Duitsland vertrokken. We troffen elkaar midden in een dorpje, voor een school. Slappe duitse koffie in die Kneipe aan de overkant van de straat. Bijkletsen en ouwehoeren. De chauffers kregen een paar uur vrij. Ik zag de viertonner van de foef van 12 AFDVA. Ik er meteen heen. "Heb je voor mij koffie en zo'n stuk taart?" Ik zag richtige deutsche Kuchen liggen. Die taart moest hij even vragen. Was goed. 1 mark voor de taart, koffie gratis. Die nacht sliepen we in een kamertje in de school. Voor het slapen gaan kreeg ik wel een blik bier van de officieren. Maandagochtend een beetje opgefrist aan een kraantje naast het gymlokaal. Ik gebruikte mijn buitenhelm als wasbak. Een kapitein naast mij gaf de tip een klein wasbakje te kopen. Dat deed mij realiseren dat de leidinggevende frusto's en eikels die ik de eerste maanden ontmoet had uitzonderingen waren. Kleine mensjes die een beetje macht dachten te hebben en hier misbruik van maakten. Zoeken naar het kleinste foutje was wat ze deden. Het ontbijt was op een grasveldje een paar straten verder van de school. Men had een boogtent opgezet, tafels met banken er voor en een tweepits gasstel. Verse duitse broodjes en gebakken eieren met spek. "We zijn op oefening maar het mag er niet op lijken." was het commentaar van een kapitein. Die dag een beetje rondrijden met de overste, wachten, radio luisteren en naar eine Kneipe waar de heren stafbijenkomst hadden. Slapen in de boogtent. Er stond een kachel in en vlak er naast een aggregaat. Weinig geslapen vanwege de herrie maar ook omdat ik midden in de nacht moest rijden. Na dat ritje had ik de auto in het donker ergens geparkeerd en de motor laten lopen. Een beetje verwarming. In slaap gevallen en ik werd pas wakker toen de overste het bijrijdersportier opende.

Dinsdag ochtend maakt de bijrijder het portier open en ik word langzaam wakker. "Wat een warmte. Geen wonder dat je in slaap valt." Een stukje gereden en ergens nog stil gestaan omdat de bijrijder even de ogen dicht wilde doen. Beetje opfrissen in de buitenhelm met water uit de jerrycan. Terug naar de boogtent voor ontbijt. De rest van de stafbatterij had niks te doen dus die gingen allemaal terug naar de kazerne. Toen weer naar dezelfde kroeg als gisteren voor stafbijeenkomst. De laatste keer dat ik onder een douche gestaan had was zondag ochtend. Ik had gezien dat een paar honderd meter verder een zwembad was. Toen we weer ergens heen reden bedacht ik dat ik de volgende dag naar het zwembad zou gaan om te douchen. Begin van de avond ging het weer naar een vergadering voor het kader. Ik heb de auto op een open plek in een bos geparkeerd. Twee LaRo's verder zat een chaufeur te bibberen in een autotje zonder kap en voorruit. Ik ben naar hem toegegaan en heb hem uitgenodigd in mijn auto. Motor aan, kachel aan. Het bleek de chauffeur van de commandant van 11 PaInf. Afgevlakt rijden vond die vent stoer. Het overnachten was een avontuur. Ik reed een boerenerf op en na parkeren gaf ik de overste zijn veldbed en dekenrol. Ik kon op zoek naar een slaapplaats. Ik vroeg een wachtmeester waar ik kon pitten. "Zoek maar een plekkie in die schuur." het bleek een lege varkensstal en bijna elk plaatsje was bezet. Uiteindelijk iets gevonden en toen terug gegaan naar de auto om mijn veldbed en slaapzak te halen. Het gevonden plekje was inmiddels al bezet. Een andere plaats gevonden en meteen het bedje neer gezet en de slaapzak er op. Toen nog even terug naar de auto om de pyiama te halen. Om een uur of half tien ging ik slapen en werd rond half acht wakker.

De woensdagochtend een klein beetje opgefrist uit de jerrycan. De foef had alleen noodrantsoenbisquit, kaas en jam. Met een pak Liga, het beleg en de laatste koffie heb ik ontbeten. De hele ochtend gebeurde er niks. Het hoogtepunt was de lokale jagersvereniging. Iemand blies even op een hoorn en toen gingen ze met zijn allen in een wagen achter een trekker. De overste liep zich ook zichtbaar te vervelen. Foef bracht als lunch noodrantsoenbisquit, cupjes jam, paté, kaas en smeerkaas. Gelukkig ook koffie. Toen opeens activiteit. Een verplaatsing. Ik had alles al ingepakt en ingeladen en wachtte alleen op het startsein. Toiletspullen, handdoek, schoon ondergoed en uniform lagen grijpklaar in de ransel. Een stukje rijden en weer wachten. Ik was heel ergens anders dan ik gedacht had. Douchen in dat zwembad ging niet door. Uiteindelijk stapte de bijrijder weer in. "We hebben 20 minuten om een afstand van drie kwartier af te leggen. Rij zo hard als je kan, ik wijs de weg." OK. Dat was dus echt leuk. Hij keek op de kaart en riep wat er zou komen. "Bocht links. Bocht links. Spoorweg over." "Is onderdoor ook goed?" "En meteen links en rechts." Het was een heel erg leuk ritje, net rally rijden. Ik heb er 25 minuten over gedaan. Lokatie was uiteindelijk hetzelfde stukje bos als de avond er voor. De chauffeur in de afgevlakte LaRo stond er weer. Hij heeft weer een tijdje warm kunnen zitten. Na enige tijd ging het door naar een volgende lokatie. Deze keer was er tijd genoeg. "Dus jouw collega van het elfde pantserinfanterie bataljon is gisteren bij je op bezoek geweest?" "Ja. Hij zat zo te bibberen in dat afgevlakte ding dat ik hem uitgenodigd heb." "Dat hoorde ik van mijn collega." "En hij heeft vanavond ook weer warm gezeten." De verharde weg hield op dus ik schakelde de 4x4 in. Geparkeerd aan de kant van de weg. Overste er uit en de binnenverlichting aan, boek lezen. Na een half uurtje kwam er iemand naar me toe. Ik mocht niet zoveel licht voeren. Prima, dan pak ik de zaklamp wel. De overste kwam er weer aan. Auto gekeerd en na een paar honderd meter was er weer asfalt. Ik stop. "Wat doe je nu?" "Uit de 4x4 halen." Hoog-laag pook naar achteren, de 4x4 knop kwam omhoog, en de pook weer naar voren. Eerste versnelling, koppeling op laten komen en de auto bleef staan. Weer de hoog-laag heen en weer. Geen positief resultaat. De overste was not amused. Met de mededeling dat hij hulp zou laten komen stapte hij in een auto achter mij. Daar stond ik op een landweggetje ergens in Duitsland. De motor deed het noch dus ik had een kachel. Binnenverlichting aan en boek lezen. Na een uurtje zag ik koplampen. Het was niet de beloofde hulp maar de KMar. Ze stopten nog ook. Waarom ik daar stond, vroeg een juffrouw van de Marechausse. Ik heb uitgelegd hoe en wat. "Kan je de auto niet in de berm duwen?" "Heb je zelf ooit geprobeerd om twee ton in je eentje te duwen?" Daar had ze niet van terug. Ik wilde nog voorstellen dat zij het mocht proberen maar ze zei alleen dat de binnenverlichting uit moest. Prima, dan pak ik de zaklamp wel weer om te kunnen lezen. Drie kwartier verder kwam er een lange LaRo aan. Dat bleek de beloofde hulp. Wat er aan de hand was. De rechter bodemplaat ging er uit en toen was het euvel meteen gevonden. De moer op de bedieningsas van de reductiebak was weg en de bak stond in vrij. Die moer hadden ze niet bij zich. Ik werd dus afgesleept met slechts één in plaats van twee trekstangen. Tijdens de sleep heb ik een paar keer op de rem getrapt omdat het mij te hard ging. Bij de onderhoudsgroep werd er snel een nieuwe moer op gezet. Na wat ouwehoeren met de monteurs ben ik gaan vragen naar een slaapplaats. Het was inmiddels half een. "Het zaaltje van de kroeg, drie straten verder." Ik er heen. Door de achterdeur naar binnen. Een kapitein vraagt fluisterend wat ik wil. De overste bleek in een hotel te liggen maar ik moest om acht uur klaar staan. Ik kon in een bijzaaltje bij de officieren pitten. Terug naar de auto voor veldbedje en slaapzak. In het donker maakte ik natuurlijk veel teveel lawaai. Eindelijk in de slaapzak en als een blok in slaap gevallen.

Ik werd wakker van het geluid van mensen die opstonden. Nog maar een keer omgedraaid. Het was pas half vijf. Half zes werd ik echt wakker gemaakt. "Je moet opstaan. Om zes uur moeten we dit opleveren." Eerst naar de wc. Ik zag dat men in de grote zaal druk bezig was op te ruimen, de rest was al vertrokken. Tijd genoeg dus ik ben naar de auto gegaan en heb schone kleren gehaald. Aan het fonteintje op het toilet heb ik me zo goed mogelijk gewassen. Met een schoon uniform aan voelde ik mij stukken beter. De foef was al lang vertrokken maar ik had nog bisquits. Die Liga's voor soldaten waren ook zonder beleg goed te eten. Wel droog in de mond maar ik had nog een halve veldfles met water. Kwart over acht kwam de overste er aan. "Dat was zeker een avond met veel nieuwe ervaringen." Ik heb hem verteld van de KMar, het mankement en het afslepen. Het ging naar een bakker. Onderweg pikte een andere LaRo aan. Het bleek de overste van 12 AFDVA. De officieren bij de bakker de winkel in en ik loop naar mijn collega. "Koffie?" "Ik moet bij de wapens blijven." "Wil je koffie?" "Ja." "Regel ik." De winkel in. "Zwei Kaffee bitte." Er werd net vers gezet. "Die Becher bringe ich bald wieder zurück." Afgerekend en met twee mokken en een broodje kaas liep ik naar buiten. De koffie was bijna op toen de heren naar buiten kwamen. De overste riep meteen heel hard: "Heb jij die koffie voor jou en jouw collega betaald?" "Ja." "Nooit meer doen. Dat betaal IK." Dat laatste was meteen een sneer naar zijn collega. De mokken bracht ik terug naar de bakkersvrouw. De rit ging eerst de grens over. Hij wilde een Telegraaf omdat er iets over Defensie in stond. Het ging over het aantal generaals en admiraals. Met 140 stuks was dat belachelijk veel. Die avond weer geslapen in een zaaltje van een kroeg. Vrijdag een beetje opgefrist aan het fonteintje op de wc. De mannen van 11 AFDRA die aan het begin van de week ook aanwezig waren zag ik die ochtend weer. Ze kwamen voor het spektakel. Het ging naar een paar weilanden. Helikopters zouden landen, troepen uitstappen en de heli's weer de lucht in. Tour of Duty was in die tijd een van de meest populaire series op tv en dit zou er op lijken. De helikopters landden inderdaad maar zonder troepen. Opstijgen deden ze ook niet. Het zicht was te slecht. Van spektakel was weinig sprake. Na de lunch ging het weer naar de kazerne in Schaarsbergen. Om vier uur kwam ik op de legeringskamer. Ik heb de plunjebaal omgekeerd, mezelf uitgekleed en naar de douche gegaan. Voor het eerst in een week. Heerlijk! Fris geschoren en gewassen kwam ik in onderbroek terug op de legeringskamer. De luitenante van de medische hulppost hield zojuist inspectie. Ze keek me aan en wilde iets zeggen maar hield haar mond. Pas toen ik een spijkerbroek en t-shirt aan had begon ze over de stapel was die ik al aan het inpakken was. "Niet zeuren. Ik ben de hele week op oefening geweest en er was in de verre omgeving geen douche te vinden." Ze zeurde niet verder.

December 1990 moest ik eigenlijk op AV bivak. Die week was er ook een oefening waar ik moest rijden. Die ging dus voor. De oefening was een CPX. Commando Post oefening. Bedoeld om de procedures te oefenen. Ergens zat men een 'computerspelletje' te spelen en de CP's moesten het uitvoeren. Saai, saai, saai. Niks te doen. Weinig rijden. Geen PMT in de buurt. De overste moest op een avond met zijn jongste zoon ergens heen. Ik heb het grootste deel van de avond in zijn woonkamer tv zitten kijken. De oudste zoon zat op zijn kamer te studeren en kwam af en toe vragen of ik iets nodig had. Koffie, fris of bier. Dat laatste heb ik vriendelijk afgeslagen.

Omdat ik niet op AV bivak kon werd het dus de volgende keer. In februari was er geen plaats voor iemand extra. Het bivak zat helemaal vol met lichting 90-4 en ook nog een paar van van 90-2. Het volgende AV bivak stond ik weer niet op de lijst. Na afloop vroeg ik de luitenant waarom ik niet mee moest. Hij was helemaal vergeten om mij en nog twee anderen van lichting 90-3 in te delen. "Over twee maanden dan ben je echt aan de beurt." Dat zou juni zijn. Het bivak vond echter plaats nadat ik was afgezwaaid.

 
 

Kazernewacht deel 2

Ik had in een maand of vier aardig wat ervaring opgedaan in het wacht lopen. De Kerstwacht van 26 op 27 december 1990 zag er een beetje uit als een feestje. We waren met allemaal vrijwilligers en de sfeer onder al het personeel, inclusief kader, was prima. Ik heb de nieuwe wacht naar alle drie de complexen weg gebracht en de oude terug. Tijdens een rondje met de OKP, die avond de luitenant Zwiebel, vroeg hij of ik met de overste dezelfde rijstijl had, waarop ik "Ja." antwoordde. Hij hield verder zijn mond. Ben verder wat versnaperingen in de keuken gaan halen. Na het rondbrengen kon ik een paar uur slapen. Na nog een rondje met Zwiebel zat de wacht er al weer op.

De koude oorlog was inmiddels voorbij. De paraatheids appèls op zondag ochtend voor troepen in Duitsland waren in augustus al afgeschaft en nu kwam een verkorting van de diensttijd. Van 14 ging het naar 12 maanden. Mensen die in werkelijke dienst waren konden rekest indienen. Of dit gehonoreerd werd zou afhangen van de functie. Sleutelfuncties konden niet rekenen op een eerder vertrek uit militaire dienst. Dit waren mensen die schaars waren. Elke chauffer zat op een sleutelfunctie. Ik heb het rekest ingediend met de verwachting dat ik niet eerder terug naar het burgerleven zou mogen. 2 januari 1991 werd ik bevorderd tot Rijder Eerste Klas. Met terugwerkende kracht naar 1 januari. Toen wist ik meteen dat mijn rekest niet gehonoreerd zou worden. Mijn bevordering was, zo hoorde ik, heel snel na opkomst in parate dienst. Mijn voorganger Remco was twee maanden later bevorderd. Weken daar na kreeg ik een brief dat mijn verzoek niet gehonoreerd werd omdat ik een sleutelfunctie vervulde. Ik zou er echter wel eerder uit mogen als er een opvolger zou zijn. Elke chauffeur die rekest ingediend had heeft deze brief ontvangen. Ook Van Walsum. Hij had zich inmiddels ontpopt als een drukker en het kader had dit natuurlijk ook door. Zijn diensttijd werd dus nog zwaarder. Er was een wacht van vrijdag op zaterdag. Van Walsum zou die nacht chauffeur van dienst moeten zijn. Ik was een van de reserve chauffers. Hij had zich vrijdag ochtend ziek gemeld. Een paar uur later hoorde ik dat hij PSU had geruild voor een kaartje waarmee je je ziek moest melden. Die kaartjes kon je gewoon ophalen bij de administratie... Ik ben meteen naar de BTOWI Bongers gegaan en heb gevraagd wie die functie die nacht over zou moeten nemen. "Jij of Van Onna." "Dan neem ik hem wel." Ik was toch een reserve die moest komen en Peter moest bellen. Bovendien wist ik dan zeker dat ik de hele zaterdag vrij had. Hij heeft mij nog een paar andere dingen geflikt maar ik heb het nooit gemeld bij het kader. Na 12 maanden dienst kwam er weer een clubje nieuwelingen bij de stafbatterij. Eentje werd voorgesteld als de nieuwe chauffeur van de Staf 140. "Van Walsum mag er dus uit." bedacht ik mij. Ik heb het hem echter niet verteld. Na al die kloteklusjes die ik in plaats van hem heb moeten uitvoeren vond ik dat hij die brief beter had moeten lezen. Niet veel later zwaaide ik af met ruim twee weken verlof en hij bleef tot de einddatum.

 
 

Te laat

Als buitenslaper moest je er natuurlijk zelf voor zorgen dat je op tijd op de kazerne was. Half acht kamerinspectie, kwart voor acht ochtendappèl. Ik ben vier keer te laat op de batterij aangekomen. De eerste keer had ik mij verslapen. Kostte een verrooster uur en mijn naam werd genoteerd in het Grote Lullen Boek. De tweede keer ook verslapen. Kostte twee uurtjes en achter mijn naam kwam een extra streepje. "De volgende keer kost het je 100 gulden." En die volgende keer kwam er. Op station Arnhem kwam ik iemand van een van de vuurmondbatterijen tegen. Hij was ook te laat. We hebben samen een taxi genomen. Het ochtendappèl was nog bezig toen ik aan kwam lopen. Heb toen dus maar even aan de kop van het gebouw gewacht tot het afgelopen was. Het zag er niet goed uit. Ik zag helmen in plaats van kwartiermutsen en sommigen hadden hun wapen over de schouder. De batterij rukte in en ik loop naar de ingang van het gebouw. Daar trof ik de luitenant Zwiebel. "Luit, ik ben te laat. Wat is er aan de hand?" "We hebben alarm. Dit is het tenue (gevechtspak met koppel, gasmaskertas, helm en wapen). Ga je wapen halen en maak de auto klaar." "OK." Bij de wapenkamer was het veel te druk. Iedereen moest het wapen halen. Dan maar even naar de legeringskamer. Plunjebaal inpakken. DT heb ik laten hangen. Een paar burgerspullen liet ik achter. Deze moesten eigenlijk in een gelabelde burgertas maar die had ik niet. Verder wat papieren van AOO en BOO. Die liet ik ook liggen. IJzeren muts op en toen ging ik de speer halen. Moest toch nog even wachten. De auto in orde gemaakt. Even bekeken op zichtbare schade of gebreken, controle van oliepeil en overige vloeistoffen onder de motorkap. De voertuigkist en camouflagenetten ingeladen. Spreeksleutel aan de radio en de antenne op de voet gezet. Naar het gebouw om mijn PluBa en slaapzak in te laden en koffie drinken natuurlijk. Toen ik weer buiten kwam stond mijn auto inmiddels 50 meter terug. Naar de overste voor zijn spullen. Dat ingeladen en toen vroeg hij wat ik verder ging doen . "Ik zal nog even in het AOG kijken of ik mij daar nuttig kan maken." En of ik een lunchpakket voor hem mee wilde nemen. Buiten trof ik Wieskamp. "Heb je alles?" "Ik ga even naar de BeVo om twee veldbedjes te halen en ik heb nog geen munitie en prikkelband." "Laat die bedjes maar zitten. Vanavond zijn we weer thuis. Kom over een half uurtje effe naar mijn hok." Naar het AOG. Daar was iedereen veel te druk om gezellig te zijn. Heb dus een beetje rondgehangen tot ik naar de adjudant kon. Hij maakte net zijn hok open toen ik aan kwam rijden. Allemaal militaire hebbedingetjes. Je hebt er niks aan maar wel leuk voor thuis. LVT dus. Hij gaf me prikkelband met een tordeerapparaat.

Lunch in de manschappenkantine. Ik heb moeten zeuren om een zakje voor het brood voor de overste. Het was regelmatig een zooitje bij de stafbatterij maar die ochtend viel het mij op dat iedereen gewoon zijn ding deed. Alles zonder morren. Gewoon professioneel. Colonnerijden kende ik. Inhalen van de overige voertuigen ook maar dit was iets anders. Alleen maar tweebaansweg en de rupsvoertuigen reden ook op het asfalt. Ik kon er gewoon niet langs. In een stuk bos moest ik stoppen. "Zet de auto maar achteruit tussen de bomen en goed camoufleren. Maak je nuttig." zei de overste tijdens het uitstappen. Bij achteruitrijden moest iemand gidsen. Normaal was dat de bijrijder maar die was meteen vertrokken. De majoor Koster kwam schijnbaar zonder iets te doen te hebben mijn richting uit. "Majoor, wilt u mij even tussen de bomen gidsen?" Zulk een verzoek mocht niet worden afgewezen. Bovendien was de gidser verantwoordelijk. Zijn gezicht stond meteen op 'klootzak' maar hij kon dit niet wijgeren. Ik heb hem vriendelijk bedankt voor de aanwijzingen. Na het camoufleren heb mij niet nuttig gemaakt maar ben even gaan wandelen. Een helikopter vloog over het bos. Ik zag dat er sproeiarmen aan zaten en voelde druppels op mijn gezicht. Sproei aanval. Dan moet je huidontsmettingspoeder aanbrengen en het gasmasker opzetten. Daar had ik dus geen zin in. Een hulpleider komt naar met toe. "Voel jij die druppels?" "Druppels? Nee." "Toch zijn ze er. Dit is een sproeiaanval. Wat moet je dan doen?" "Hoppen en gasmasker op." "Doe dat dan!" Ik maakte de gasmaskertas open en smeerde mijn gezicht en handen in met oefen-HOP. De echte HOP was te giftig om in vredestijd te gebruiken dus hadden we talkpoeder. Met het gasmasker op ben ik nog even gaan wandelen maar ben vervolgens onder de voertuigen van het VLC gaan zitten. Daar had je in ieder geval geen last meer van het sproeien. Bovendien is het niet leuk om met gasmasker op te lopen. Je krijgt net iets te weinig lucht. Zitten is dan de betere optie. Tegen zeven uur weer terug op de kazerne. Iedere buitenslaper moest blijven tot het eindappel. Dit was na het eten. Twee hospikken van de legeringskamer wilden echt snel naar huis en gingen. Het eten was een blik Struik. Witte bonen in tomatensaus met varkensvlees. De minst lekkere van alle mogelijke blikken. Heb het blik wel helemaal leeg gegeten, had er inmiddels honger genoeg voor. De volgende ochtend kregen de twee vroegvertrekkers elk een flap van 15 gulden. “Ik vroeg de kapitein of ik hier tegen in beroep kon gaan en toen keek hij heel erg raar.” sprak er een. Ik heb het zonder commentaar aangehoord. Op de een of andere manier is het, ik vermoed door de drukte, niet opgevallen dat ik te laat was.

De laatste keer dat ik te laat op de batterij kwam was de dag dat de korpsverjaardag gevierd werd. Wieskamp had een leuk programma in elkaar geknutseld. Diverse opdrachten waar je de militaire vaardigheden kon uitleven en wandelen van opdracht naar opdracht. De avond er voor had ik heel veel gezopen. Met een kater ging ik naar Schaarsbergen. Op de manege kon ik aansluiten bij een groepje bekenden van het AOG. Een klein half uurtje later tref ik bij een opdracht de kapitein Strik, inmiddels de BTC. "Goeiemiddag Van de Peppel. Ben je er ook een keer?" "Goeiemorgen kapitein." In zijn ogen zie ik in eerste instantie een blik als 'Jij krijgt een flap van 100 gulden.' maar het slaat meteen om naar 'Hij kent de regels ook.' De regels kende ik erg goed. Hij wist dat ik aktief lid van de vakbond was, ik heb hem zelfs aan een handboek militair tuchtrecht van de VVDM geholpen. Heb er niks meer van gehoord.

 
 

Oefeningen deel 2

Munster-Süd 91-1

Januari 1991 gingen we naar Duitsland. Twee weken schietserie op Munster-Süd. Zondagavond moest iedereen om half negen op de kazerne zijn. "Niet in kennelijke staat." vertelde de majoor uitdrukkelijk tijdens de briefing. Ik was op zijn minst flink aangeschoten. Om vier uur moest ik mijn slaapzak uit. Douchen, ontbijten, de auto halen, laatste dingen inladen en wachten tot een uur of zeven. Op maandag ochtend, tijdens de spits vertrok de colonne vanaf de Oranjekazerne. Ik was bijna de laatste die wegreed. Alleen het 'veegpakket' van de onderhoudsgroep en de afmelder zaten nog achter mij.

Als allereerste vertrok de aanmelder. Die zal op diverse punten de KMar wel hebben ingelicht hoeveel voertuigen er aan zouden komen. De colonne was opgedeeld in diverse paketten van 10 tot 15 voertuigen. Elk pakket had een pakket-commandant en een tijdrijder. Deze laatste reed voorop en moest op aangegeven tijden bepaalde punten passeren. Hij reed 40 km/h. Het laatste voertuig was een tientonner. Dit was een stukje veiligheid voor het hele pakket. De pakketcommandant vertrok als laatste van de groep. De overste was commandant van de colonne. Ik had de opdracht de hele rij auto's in te halen. Lekker scheuren over de A50. Net voor knooppunt Hattemerbroek was ik alles voorbij. Op de aansluiting met de A28 moest ik de auto op het puntstuk zetten, alarmlichten aan. De overste stapte uit, liep 100 meter richting Amersfoort en gebaarde het verkeer naar de linker rijbaan te gaan. Ik zat met de billen tegen elkaar in de auto op dat puntstuk omdat ik het niet veilig vond maar wat hij in het nog half donker deed vond ik voor hemzelf veel gevaarlijker. Voor het burgerverkeer en de inzittenden van de colonne natuurlijk een perfecte aktie. De hele stoet reed op de A28 dus ik er weer achter aan. Ik heb niet alles kunnen inhalen voor de A28 bij Hoogeveen ophield. Op de tweebaansweg naar Zwartemeer kon ik niet inhalen. In Duitsland ook tweebaanswegen. Pas op de rustplaats kon ik alle voertuigen voorbij. Na de rust vertrokken we weer als bijna laatste. Ergens aan de Autobahn ging het naar een wegrestaurant voor Kaffee und Kuchen. De majoor Koster, de aanmelder, reed net voor ons. "Auto afsluiten en wapen meenemen. Ik zie je binnen wel weer." Met de UZI over de schouder ging ik naar Goeman, de chauffeur van de majoor. "Ga je mee koffie drinken?" "Ik moet bij de wapens blijven." Ik naar binnen en eerst naar de wc. Kom ik de overste tegen. "Waar is jouw collega?" "Die moet van de majoor bij de wapens blijven." "Hij moet ook koffie! Ga hem halen. Wapens meenemen." Ik draaide me meteen om. "Goeman, koffie dinken. Orders van de overste. Wapens meenemen." In de herkansing naar het toilet. Goeman en ik liepen daarna de zelfbediening in. De officieren stonden net bij de kassa. De overste ziet me en roept "Mike, betaal jij even?" "OK." De majoor keek wel heel erg vreemd. Zo was het de vorige keer in Duitsland ook gegaan. Hij had geen duitse marken bij zich en ik wel. Eén van de komende dagen kreeg ik dat weer terug. Vlak voor Autobahndreieck Walsrhode had ik alles weer ingehaald en kwamen de diepladers met M109´s, YPR´s, M577´s en de M578 de snelweg op. De rupsvoertuigen werden met diepladers vervoerd en hadden een andere route. We verlieten de snelweg en reden het oefengebied in. Maximum snelheid 50 kp/h. Ik heb me daar ook aan gehouden want de bekeuringen moest je als chauffeur zelf betalen.

Na de mars ging het meteen het veld in. Eerst langs de stukken die in stelling werden gebracht. Daarna naar kamp Trauen. De overste moest de afdeling melden bij de generaal. Ik zat in de auto voor het gebouwtje. Koud en honger. Na een lange tijd moed verzamelen heb ik de iso-jas uit de plunjebaal gehaald. Daarvoor moest ik het een en ander uit de auto laden en daarna er weer in. Werd ik wel een beetje warm van. Iso-jas aan en in de auto heb ik een doos noodrantsoen open gemaakt. Een aantal bisquits met pate en jam gegeten en de aanmaaklimonade met citroensmaak opgedronken. Ik had iets binnen maar had het nog steeds koud. Na verloop van tijd stapte de overste weer in. "Heb jij al gegeten?" "Nee, nog niet." Dat noodrantsoen was immers niet warm. Naar het bivak dus. Ik werd aan een tafeltje in de officiersmess geparkeerd. Shaggie dan maar. De een na de andere officier kwam binnen en allemaal hadden ze een blik van "Wat doet een rijder hier?" Een kornet kwam vertellen dat ik niet in die tent mocht zijn. Het was overduidelijk dat hij was gestuurd. "Ik ben de chauffer van de overste en ik wacht hier op mijn vreten!" Niet veel later kreeg ik een bord met twee gehaktballen en een berg gebakken aardappels. De appelmoes en sla ontbraken echter. Kon ik wel begrijpen. De keukenboeren hadden de boel waarschijnlijk al lang schoon toen ze te horen kregen dat er nog iemand moest eten. Bord leeg en weer het veld in. Het vroor een graadje of acht en de wind had kracht 6 tot 7. Koud! Na een half uurtje begon ik 'operatie lange onderbroek'. De laadruimte weer half leeg pakken, lange onderbroek uit de plunjebaal halen (die zat natuurlijk ergens onderin), de zooi weer inpakken en na een kwartiertje opwarmen in de auto de lange onderbroek aantrokken. Dan moeten natuurlijk eerst de kisten en de broek uit. Koud, koud en koud. Heb even een stukje proberen hard te lopen maar in het donker was dat te gevaarlijk. Kuilen en bulten. De sterrenhemel was prachtig. Geen lichtvervuiling dus ik kon veel meer sterren zien dan in Nijmegen. Iemand van de TMD kwam even buurten. "De overste is net in een gat gevallen. Was een geweldig gezicht. We probeerden hem nog te waarschuwen maar hij lag er al in." Niet veel later kwam hij er aan. Met de zaklamp loodste hij mij de stelling uit. Opeens zie ik het lichtje een duik nemen. Hij was weer in een gat gevallen. Ik lag dubbel achter het stuur. Zijn hoofd kwam weer boven het gat uit en hij keek rond met een blik van 'Dit heeft toch niemand gezien?' We hebben er niet over gesproken. Het ging naar de overnachtingsplaats. De mensen van de BeVo vertrokken toen we aan kwamen rijden. Een boogtent met kachel er in is prima maar als die kachel twee minuten aan staat is het nog lang niet warm in de tent. Veldbedjes opgezet en toen de piyama aan en in de militaire slaapzak met een oude burgerslaapzak er overheen. Ik lag net toen de overste vroeg of ik een jerrycan water had meegenomen. Natuurlijk, die stond achter in de auto. "Haal die dan even op en zet die een meter van de kachel." Inwendig vloekend en scheldend ben ik uit de slaapzak gekropen. Sokken aan, kisten aan en buitenjas aan. Het was koud in de wind.

Het vuurleidingcentrum.

De volgende ochtend kreeg ik veel commentaar van de overste en de majoor. De can had te ver van de kachel gestaan, daardoor was het waswater te koud. "Die meter van jou was wel erg lang." "Daar word je een vent van." dacht ik maar het water was echt erg koud. Toen ik een voet in het wasbakje stak klonk het "Voeten wassen?" "Yep, anders wordt het vandaag niks." Nadat ik mijn eigen spullen weer in de ransel had gepakt ging ik naar de Land Rover. Achterkant open en inladen. Ik moest de auto starten en warm draaien zodat we meteen konden vertrekken. Voorgloeien, starten en de startmotor ging rond. De motor kwam niet tot leven. Ik heb de accu's helemaal leeg gestart maar de motor sloeg niet aan. De foef kwam inmiddels aangereden. Hij had natuurlijk geen koffie, alleen thee. Verder oud brood met beleg in hotelverpakking. "Lever maar in en zet die viertonner even iets vooruit." IJff, de chauffeur van de foef, wilde weten waarom. "Even overstarten." "Heb je dan een startkabel?" Die had ik maar die zat in de voertuigkist. Voor ik er bij kon moest de hele laadbak uitgeladen worden. Kreeg het er wel warm van. De kabel tussen de viertonner en de Land Rover. Ik heb de startmotor laten draaien tot de motor aansloeg en heb de auto niet meer uit gezet. Eenmaal uit de stelling meldde ik het startprobleem. Naar de onderhoudsgroep op het bivak. Het bleek een kapotte gloeiplug. De eerste week was best wel relaxed. Om acht uur klaar staan, beetje rijden en veel niks doen. Ouwehoeren en boek lezen dus.

Op het bivak was geen douche. Om eens even echt goed schoon te worden konden we naar een legeringsgebouw op kamp Trauen. Daar was tevens de belastingvrije shop. We lopen in de richting van de winkel als ik McGyver zie. Had hem tijdens de rijopleiding leren kennen. Hij was hospik gemaakt. Even staan buurten maar hij moest snel terug naar Seedorf. Door naar de shop. Chocola, aftershave en nog meer spul heb ik ingekocht en ging verder naar de douche.

Woensdag avond hadden we vrij en mocht er alcohol gedronken worden. Een blik Grolsch kostte 90 Pfennig. Ik had mijn eerste nog niet leeg of er stonden er al twee naast. Of ik echt populair was weet ik niet maar heb wel heel veel gezopen tot de bar om elf uur dicht ging. Kreeg niet de kans zelf een rondje te geven. De volgende morgen was ik echt niet fit. Gewoon een vreselijke kater. Iedereen eigenlijk. Ik hoorde later dat een KVV korporaal zijn hand had verbrand aan een kachel en het niet eens door had.

Een M109 heeft net geschoten.

Het weekend was vrij maar er moest zaterdag wel onderhoud gepleegd worden. Vrijdagmiddag kwam de opper Bongers naar me toe. Of ik die avond iets te doen had. Niet dus. "Dan ben je chauffeur van dienst." "Dikke lul. Ik wil vanavond bier drinken." "Dan ben je morgen avond chauffeur van dienst." Hmmm. "Dan doe ik het vanavond wel." Vlak voor zeven uur heb ik mij gemeld bij de wachtcommandant. Na de hele riedel van uitleg door de OKP zei ik dat ik in die ene tent zou liggen. Ik zag het niet zitten om de hele nacht te gaan zitten wachten op niks. Zowel OKP als WC hadden geen weerwoord of commentaar. De avond heb ik doorgebracht met ouwehoeren in de legeringsboogtent, een keertje naar de wachtpost rijden en PSU herstel. Knopen aanzetten dus.

Zaterdag voertuigonderhoud. De roze lijst maar eens afgewerkt en de cabine uitgeveegd. Ik had inmiddels post gehad. Mijn oudste zus stuurde een ansichtkaart met een foto van de molen in Herveld. Ik heb het kaartje op de zekeringenkast geplakt. Daarna de buks, zo was ik mijn UZI gaan noemen, schoon gemaakt. Die avond bleef de bar een uurtje langer open en veel mensen gingen passagieren in Bremen. Voor hen waren bussen geregeld. Ik had er geen zin in. Je zou gedropt worden in een vreemde stad. Voordat je een gezellige kroeg gevonden hebt moet je al weer terug. Weer veel gezopen in de bartent. In de tent van het LSO ook nog met Willemse aan de Ballentines gezeten.

Zondag werden we wakker van kerkklokken. De Aal had een kerkdienst georganiseerd, de klokken kwamen van een bandje. Ik heb geen idee of er iemand geweest is. Na het afdelingsappèl was iedereen vrij. Viertonners reden naar het voormalige concentratiekamp Bergen-Belsen. Ik ben er ook geweest. Heel indrukwekkend. Vervolgens naar met PMT in Langemanshof. Weer een paar biertjes.

Een M109 rijdt een stelling uit.

De tweede week begon al weer. Ik moest wel veel vroeger op. Om zes uur moest ik klaar staan. Ik had geen wekker dus heb ik de wekservice van de nachtwacht ingeschakeld. Ik werd keurig elke nacht tussen 05.00 en 05.15 uur gewekt. Stukje rijden, wachten, beetje buurten hier en daar, etc. De bijrijder vroeg of ik ook 53 kon rijden ipv 50. Dat kon ik. Het voortsukkelen hing hem blijkbaar ook de keel uit. Na verloop van tijd ging de snelheid steeds verder omhoog. 60 moest ook kunnen, vond ik. De Brigade Generaal kwam op bezoek. "Ik rijd hem rond, je ziet maar wat je doet." Op een kruising van bospaden was het opeens schnell, schnell, schnell de auto stop, buks pakken en er uit. Ik kon nog net mijn shag meenemen. De overste nam mijn plaats in. "Ga maar in mijn auto zitten." zei de generaal, "daar zit je warm." Ik stapte dus achter in de Volvo. "Wat kom je doen?" vroeg zijn chauffeur, een KPL1. "Warm zitten." "Mag dat zomaar?" "Heeft de generaal zelf gezegd." Toch nog aardig geouwehoerd. Voor de lunch ging het naar het bivak. De overste stapte bij de generaal in de auto en ik er met een gangetje van tegen de 80 achter aan. We rijden met 60 een dorpje in en de KPL1 gaat vol op de rem. Met 35 door het dorp gesukkeld. Toen zag ik waarom. Een lichtblauwe Volvo 340 stond aan de kant van de weg, twee klikoos er strak achter. Snelheidscontrole door de KMar. Aan de andere kant van het dorp werd een bon uitgeschreven. Die avond was er een ingelast onderdeel. De hele oefening was blijkbaar voor iedereen te makkelijk dus kregen we een nachtrit. Alle voertuigen moesten meedoen. Rijden met oorlogsverlichting. Ik moest beginnen met alleen stadslicht. Dat weerkaatste tegen de vlaggestokken waardoor ik het zandpad niet goed kon zien. Vervolgens moest ik overschakelen op oorlogsverlichting. Die weerkaatste niet en ik kon iets harder rijden. De bijrijder keek naar mij toen ik het gas iets dieper intrapte. Heb toen de boel maar uitgelegd. "Ja, je rijdt ook ineens een stuk harder." Opeens stond alles stil. Met veel moeite kwam ik op de plek des onheils. Een M109 lag in de sloot. De chauffeur zal wel in slaap zijn gevallen. In de buurt van het VLC moest ik stoppen. Het ging pas verder toen de M109 weer op de weg stond. Intussen had ik het gevoel dat mijn tanden en kiezen bedekt waren met een centimeters dikke laag smurrie. Even poetsen dus. Ik schudde de veldfles en hoorde de ijsschotsen tegen de binnenkant van de fles slaan. Wat dan? Had nog een blikje cola zonder ijs er in. Dat dus gebruikt. Tandpasta met cola uit je mond spoelen is dus niet lekker. Eigenlijk gewoon smerig. Het gaf wel een lekkerder bekgevoel. "Dat duurde nogal." was mijn commentaar toen de overste weer instapte. "Ja. Er zaten buizen in de granaten. Die moesten er natuurlijk eerst uit. En toen was er geen rondhout. Dat moest gehaald worden. Kost ook allemaal weer tijd." Het was wel een heel erg goede oefening voor de berging.

Op een ochtend in het PMT in Langemanshof ontmoet ik een vervelend ventje, een popie jopie wat ik kende uit de tijd in Breda. Zijn schouders waren nog kaal. Ik vroeg hem waar hij gelegerd was. Langemanshof dus. Hij zag mijn rode strepen en zei toen heel snel dat hij zijn wachtmeester ging opzoeken. "De overste vindt mij wel." gaf ik hem na.

Inmiddels was het luchtoffensief tegen Iraq losgebarsten. Ik kwam op een ochtend tegen half zes de manschappenkantinetent in voor ontbijt. Een tv stond aan met het nieuws van ARD of ZDF. Ik was in het buitenland op oefening en duizenden kilometers verder was een offensief aangevangen. Deze combinatie en het noodrantsoen wat ik als lunch meekreeg gaven mij echt een depressief gevoel van oorlog. Ik heb de hele dag de BFBS en de duitse radiozenders afgezocht naar nieuws.

Ik had de auto bijna helemaal ingepakt voor de rit terug naar de kazerne. In de manschappenkantinetent stond ik, natuurlijk met koffie, even te buurten met een barpeuk. Een doos biscuit stond op de tafel. "Wat doe je met die koeken?" "De container in." "Mag ik die meenemen?" "Ga je gang." Die doos bevatte 24 kleinere doosjes met zes pakjes waar drie biscuits in zaten. Die Liga koeken zouden thuis wel op komen. Doosje achter in de auto. Ik had geen zin het ding te verbergen. Die middag moest ik nog even een kapitein wegbrengen. "Hoe kom je aan die doos noodrantsoen?" "Gekregen van de barpeuk. Anders ging het in de container." "Mij maakt het niks uit maar als de Marechaussee het ziet ben je een dief." Ik haalde mijn schouders op. "Rijd je met de overste ook altijd zo hard?" "Ja." "Kan je een bekeuring kosten." Ik heb toen het gas maar een beetje los gelaten. Verder was die kapitein geen kwaaie. Terug op het bivak ga ik de spullen van de overste halen. "Zet dat doosje even weg. Het lijkt wel een uitdragerij." De doos paste precies tussen de voet van de radiotafel en de wielkast. Mooi uit het zicht.

In colonne ging het weer naar Schaarsbergen. Eerst naar een bakker voor frische Brötchen. Goeman, met de majoor Koster, kwam er ook net aan rijden. "Ik heb kaas en jam." sprak de overste trots. "Oh, ik heb ook nog roomboter." antwoordde de majoor. De grens was nog een kilometer of tien en de overste werd merkbaar zenuwachtig. Zeven kilometer later kwam het hoge woord er uit. "Mike, wat heb je allemaal belasting vrij?" Ik somde het op. Teveel tabak en teveel drank. "En wat doe je als we aan de grens gecontroleerd worden?" "Dan geef ik het gewoon aan. Ik heb geen zin om een boete te betalen." Alsof er een last van hem af viel. De kist met dienstgeheimen was erg zwaar geworden en rammelde behoorlijk. Zonder problemen gingen we de grens over.

 
 

Kazernewacht deel 3

De eerste Golfoorlog was twee weken na Munster Süd 91-1 nog steeds in volle gang. De opper Bongers gaf mij een papier met de vraag of het iets voor mij was. Het bleek om een 24 uurs wacht te gaan, in het weekend, op een andere kazerne. "Is er een leuk baantje als chauffeur van dienst?" "Nee, gewoon wachtpersoneel." "Dan heb ik er geen zin in." Twee dagen later, op vrijdag, krijg ik te horen dat ik van zaterdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur wachtdienst had op de General De Bonskazerne in Grave. 14.00 uur melden in Schaarsbergen, 14.30 uur vertrek. Dat gaf even een streep door mijn weekend. Extra lullig was dat ik zondag avond om 21.00 uur weer op moest komen als Rijder van de week. Absoluut geen weekend dus.

Ik was op tijd in Schaarsbergen. Inspectie voor vertrek door een kapitein van het LSO. "Wie is de chauffeur van de viertonner?" Leon Feller, hospik en chauffeur, meldde zich. Hij was twee dagen eerder bevorderd tot RDR1. "Wie wordt bijrijder?" vroeg de kep. Er waren geen wachtmeesters of korporaals. "Is er nog een eerste klas?" Ik steek meteen mijn hand op al was ik niet de enige eerste klas. Mocht ik voorin de viertonner zitten. Het vroor en in de cabine was het warmer dan in de laadbak onder de huif. Kwart voor vier waren we op de kazerne in Grave. Vijf minuten later stond ik met een natte naast me aan de poort.

Het wachtpersoneel bestond uit 8 man van onze stafbatterij en 8 man van Van Heutz uit Den Bosch. Die gasten waren zo nat als bagger. Ze waren net vijf weken in dienst. Hadden de opleiding nog niet eens voltooid. De dag er voor waren ze overhaast naar de schietbaan geweest. Ze hadden dus ook nog nooit wacht gelopen. Het was best een aardige gozer die met me aan de poort stond maar hij wist natuurlijk niks. "Lust je een sigaretje?" "Zeker, maar aan de poort mag je niet roken."

De 70 minuten dat we daar aan de poort stonden gebeurde meteen het aangenaamste van de 24 uur. Een busje van de KMar kwam aanrijden. Twee heel aantrekkelijke dames zaten voorin. Ik heb ze alletwee uit laten stappen om de papieren te controleren. Wist niet dat er binnen defensie zulk aantrekkelijk personeel bestond.

We moesten samen op patrouille. "Lust je een sigaretje?" "Zeker, maar op patrouille mag je niet roken." Er kwamen weer vijf tientonners met munitie de kazerne op. De opleggers gingen een prikkeldraadafsperring in, de trekkers kregen een onderhoudsbeurtje en de chauffers gingen eten en rusten. Die natte en ik moetsen de opleggers bewaken. "Lust je een sigaretje?" "Zeker, maar hier ligt munitie. Dan mag je niet roken." "Mag je dan nergens roken?" "In het wachtlokaal."

De OKP was een regelrechte klootzak. Een sergeant-majoor van het sportbureau. Hij had in geen 20 jaar wacht gelopen. Net als ik en de rest had hij er geen zin in en hij straalde het uit. In de loop van de nacht kreeg ik door dat hij buiten zijn eigen gebiedje van het sportbureau niks wist. Van standaard uitdrukkingen, afkortingen en wachtdienst in de meest algemene zin had hij geen begrip. Laat staan militair radioverkeer. Zijn onkunde probeerde hij te verbergen achter een overdreven grote dosis discipline. De munitie ging door naar Rotterdam dus bij het prikkeldraad was niks meer te doen. Via de portofoon riep ik de OKP op. "Hier patrouille concertinas. Geen klasse 5 meer aanwezig, wij komen nu terug. Uit." In het wachtlokaal vroeg hij wat klasse 5 is. "Weet u dat niet?" Toen droop hij af.

De volgende ochtend werd ik met dezelfde natte kont op partrouille gestuurd. Ik kreeg een UZI zonder schouderriem in handen gedrukt en wilde deze omruilen. Kon niet, mocht niet. Ik moest het maar zonder schouderriem doen. Buiten zicht van het wachtlokaal heb ik het magazijn met 10 scherpe patronen er uit gehaald. Buks op de schouder. Nog geen twee minuten later komt een officier aanlopen. "Goede morgen kolonel." begin ik. Het was de kazernecommandant. Hij was verheugd te zien dat het Korps Rijdende Artillerie ook een steentje bij droeg en wilde weten wat ik vond van de hele situatie. In nette bewoordingen heb ik verteld dat ik alles volkomen kut vond. Een ingelaste wachtdienst waar we geen fatsoenlijk briefing voor konden krijgen, wachtrooster wat niet deugt en de toestand in Iraq vond ik als dienstplichtige en aktief lid van de VVDM uiterst zorgwekkend. Was immers niet van plan om voor olie voor de VS mijn leven te wagen. Haalde ook nog even aan dat ik er met de afdelingscommandant uitgebreid over gesproken had. Dat verbaasde hem en hij vroeg hoe ik daar zo toe was gekomen. Na het "Ik ben zijn chauffeur." leek hij een beetje uit het veld geslagen. Hij vroeg hoe het eten was geregeld. Dat was het enige positieve aan alles. De hele tijd dat ik met de kolonel stond te praten, al snel 20 minuten, stond de bolle een beetje verder weg met heel zichtbaar heel veel plaatsvervangende schaamte. Hij wist echt nog niks.

De kazernecommandant ging verder op zijn wandeling en de natte vroeg hoe ik dat allemaal durfde te zeggen. "Hij vroeg het toch?" Bovendien wist ik uit ervaring dat een officier beter met kritiek om kon gaan dan een korporaal en de 'beroeps' over het algemeen ook mensen waren.

Terug in het wachtlokaal hoorde ik dat de adjudant Wieskamp net door de OKP was weggestuurd. Jammer dat ik daar niet bij kon zijn. Ik had dat wel mee willen maken. Wieskamp, een militair in hart en nieren die grof gebekt was maar een heel klein hartje had en alles voor 'zijn' mannen deed tegen een lagere in rang maar functioneel meerdere die niks wist. De OKP vroeg mij nog wie die idioot was die in eigen tijd, met burgerauto maar in uniform kwam kijken. "De adjudant Wieskamp. Prima kerel. Een betere kan je niet hebben." Die opmerking zat goed. Alsof de OKP ontplofte. Na nog een paar aanvaringen met de OKP waren 24 lange uren wacht eindelijk voorbij. In de viertonner terug naar Schaarsbergen. Weer lekker voorin. Terug op de kazerne gedouched en samen met Feller even naar Arnhem gegaan voor een paar biertjes en een whiskey. Om tien uur moest ik immers op de dagkamer zijn. Mijn dijen waren rood verbrand door het schuren van de lange onderbroek waar teveel kunststof in verwerkt was. Verder had ik een blaar. Waarschijnlijk door de twee paar sokken die ik aan had.

Rijder van de week was een baantje wat een beetje op wachtlopen leek. Je zat op de dagkamer om sleutels uit te geven en aan te nemen. Ik had de nacht. Dit betekende dat er ook een wachtmeester was. Hij sliep op de dagkamer en ik de hele week in mijn slaapzak op een leeg bed op de legeringskamer. De wachtmeerster was Eggens. We hadden al eens een nachtwacht op Oud Vrijland gehad en konden het prima met elkaar vinden. Overdag was ik vrij, dus lekker naar huis. Ik ben ook nog een dag naar het bureau van de VVDM geweest en met Feller mee naar de kazerne in Wezep omdat er een aanpassing aan de shelter moest gebeuren. Een groot deel van de avond speelden Eggens en ik Wooden Ships and Iron Men. Een bordspel.

Een van de avonden belde een bestuurslid van de VVDM op. Toevallig was hij op zoek naar mij. Of ik zin had om voor CNN mijn mening te geven over een eventuele uitzending naar Iraq. Afspraak gemaakt met de journalist. Hij wilde in eerste instantie dat ik in uniform, met wapen het interview zou doen. Dat zag ik dus helemaal niet zitten. "Kom maar bij mij thuis." Dat deed hij dus met een camera- en geluidman. Binnen vijf minuten hadden ze mijn studentenkamer verbouwd. Lampen werden anders gehangen, kisten in de vensterbank en hoofddeksel duidelijk in beeld. Ik wist even niet wat mij gebeurde. Al met al twee uur bezig geweest voor 30 seconden reportage. Wat ik van een eventuele gedwongen uitzending vond? Ik ga niet. Ik ga niet mee. Zal meewerken met de voorbereidingen maar ik vertrek niet. De uiterste concequentie zou een militaire rechtbank zijn en daarna de militaire strafgevangenis in Nieuwersluis. Of ik zou deserteren, zeg maar vertrekken naar het buitenland. Nee! Dan wil je de consequenties van jouw beslissing niet onder ogen zien. Het is natuurlijk niet zover gekomen maar ik sta, nu ik dit schrijf, 17 jaar later, nog steeds achter deze houding.

De spelletjes Wooden Ships and Iron Men met Eggens werden nog een avond onderbroken door een sukkel van de Garde Jagers die tijdens een disciplinaire corveedienst een dienstbevel had gewijgerd. Hij had al een flap en kreeg er dus een over heen. Ik heb hem geadviseerd schuld te bekennen en de nieuw opgelegde straf te accepteren. Ik ben met hem mee geweest op parade. Keurig gemeld als de rijder Van de Peppel, de raadsman van de soldaat. Hij een verhaaltje verteld, ik ook. De volgende dag komt hij helemaal blij naar me toe. Vijftig gulden boete was de straf. De kapitein had hem voor 100 willen opschrijven maar omdat hij de moeite had genomen om mij er bij te halen had hij er 50 van gemaakt.

 

Diverse oefeningen op het ASK, CPX-en en wachtbeurten later naderde het einde van mijn diensttijd. Ik had percies genoeg vakantiedagen om af te zwaaien op de dag dat iedereen over de hindernisbaan moest. Ik had mijn plan al klaar. VRA-tje was ingevuld en goedgekeurd. Zo ontdook ik ook het OIO van een week later. Het Onderdeels Inzetbaarheids Onderzoek bestond onderandere uit een rondje over de HiBa en 3 kilometer speedmars met gasmasker. Dit alles met wapens en kisten oefenmunitie. Daar had ik dus allemaal helemaal geen zin in.

Bekker, de chauffeur van de BTC die mij elke ochtend voor de deur ophaalde en aan het eind van de middag aan de kop van de straat afzette, kwam naar me toe met de mededeling dat de batterij de volgende week 4 wachtbeurten moest verzorgen en iedereen er twee kreeg. "Dikke lul, Roland. Over twee weken gaan we naar Duitsland en daarna zwaai ik af. Ik heb al genoeg wacht gelopen." "Je moet toch en nou kan je nog kiezen." "Hmm. Doe dan maar twee keer chauffeur van dienst in de nacht." "Dat kan ik niet maken. Twee keer nacht OK maar slechts 1 keer chauffeur." "Doe maar. En die andere keer Oud Vrijland." Hij schreef het meteen op. "Wie wil je als wachtcommandant?" "Eggens." "Voorkeur voor ander personeel?" "Willemse en doe maar iemand gezellig en bij. En als je dit allemaal voor me kan regelen krijg je in Duitsland een pak sigaretten."

De wachtorders werden op het prikbord gehangen. Iedereen er natuurlijk omheen. Ik zag vrij snel dat ik maandag op dinsdag chauffer was en donderdag op vrijdag Oud Vrijland met Eggens. Dat had Roland prima geregeld. Veel mannen vloekten. Sommigen waren blij en ik stond glimlachend nog even na te genieten van de gunstige indeling. Opeens roept iemand "Eggens en Van de Peppel op Oud Vrijland! Hoe hebben ze dat ooit kunnen verzinnen?!" Hij draait zich om en kijkt mij recht in de ogen. Mijn glimlach werd wat meer zelfvergenoegd. Hij wordt rood en gaat weg.

De oorlog in de Golf was inmiddels voorbij. Saddam Hoessein was echter weer eens iets tegen de Koerden in het noorden begonnen. Daar ging een Nederlands hulpbataljon heen. Tijdens een eindappèl deelde de kapitein dit mee en vrijwilligers konden zich aanmelden. Ik heb er de hele avond serieus over nagedacht. Er was echter te weinig bekend over hoe of wat. Ook de duur van de missie was onduidelijk. Maximaal zes maanden. Heb me dus niet aangemeld. Er was toch een behoorlijk aantal vrijwilligers in de stafbatterij. Zo ook Feller. Hij wilde echt en heeft dagen aan de telefoon gezeten. Uiteindelijk kregen we op vrijdagmiddag te horen dat hij naar Iraq zou gaan. Hij moest vrijwel meteen vertrekken naar Ermelo. Ik heb meteen aangeboden hem weg te brengen. Een hospik begon zijn kast uit te pakken en gaf Leon ook zijn plunjezak mee. In de 109 van de Opper zijn we naar Ermelo gereden. Een drukte van belang in het gebouw waar hij zich moest melden. Ik wachtte buiten en na een klein uurtje kwam hij weer terug. De volgende ochtend om 8 uur moest hij er weer zijn. Op de terugweg naar Schaarsbergen zat hij een beetje met zijn privéspullen in de maag. Die wilde hij natuurlijk thuis hebben maar het was teveel om in de trein mee te nemen en zijn auto stond in zijn woonplaats Panningen. Na enig overleg besloten we met de Land Rover naar Limburg te rijden. Ik bleef daar slapen en de volgende ochtend zou ik hem weer naar Ermelo brengen. Op de Oranjekazerne eerst naar de wacht voor de sleutel van de dagkamer, daar de sleutel van de legeringskamer gepakt en zijn privéspullen achter in de LaRo gezet. Zijn tv niet want hij was bang dat deze een rit in een Land Rover niet zou overleven. Die wilde hij de volgende dag met zijn eigen auto ophalen. De boel weer afgesloten, sleutel teruggebracht en naar Nijmegen. We zouden die avond even naar de kroeg en een burgerkloffie was dan wel zo prettig. Door naar Panningen. Bij hem thuis kreeg ik meteen een fles bier in de hand gedrukt. Hij ging douchen en omkleden en ik ook. Toen naar de kroeg. Hij was duidelijk afscheid aan het nemen van vrienden en bekenden. Niet voor altijd maar voor onbekende duur. Om een uur of half twaalf vond hij het goed en ging naar huis. Het was bere gezellig en ik had het goed naar mijn zin. Hij wilde mij de sleutel geven maar ik ging mee. Om half zes wilden we vertrekken. Vijf uur opstaan dus.

Hij reed die zaterdag ochtend in zijn auto voorop en ik in de LaRo er achter aan. Toen we de A12 af reden trapte hij het gas diep in. Wist even niet wat hij van plan was. Toen ik uiteindelijk bij de kazernepoort was parkeerde hij net zijn auto op de parkeerplaats buiten de poort en stapte meteen bij mij in. "Ik ben even met de auto naar het gebouw gereden om de tv in te laden. Dat had ik mij onderweg bedacht." Naar Ermelo. Ik had mij voorbereid op een dag wachten en niks doen. Hij gaf mij de sleutels van zijn auto. Of ik hem om vier uur weer wilde ophalen. "Neem mijn auto mee en zie maar wat je doet." Eerst naar de Saksen-Weimarkazerne in Arnhem om de LaRo af te tanken. De BOS pomp bij de Oranjekazerne was niet open. Het niveau van de diesel was inmiddels wat laag. Bovendien wilde ik wel eens meemaken hoe het zou zijn om in het weekend op een vreemde kazerne brandstof te krijgen. Had toch tijd over. Na enig zoeken vond ik de kazerne. De wacht had duidelijk geen ervaring met een verzoek om te tanken in het weekend. De OKP werd er bij gehaald en na uitleg ging hij een sleutel halen. Hij stapte op de fiets en ik er achter aan. Die pompen zagen er stukken beter uit dan de ouwe rommel in Schaarsbergen. Hij moest natuurlijk eerst naar binnen om de stroom op de pompen te zetten. Weer naar Schaarsbergen. LaRo geparkeerd, voertuigboekje en sleutels in het rek op de dagkamer en in de auto van Leon naar huis. Daar eerst een kom koffie genomen en toen ik weer in burger was ben ik een beetje gaan touren. Koffie bij de oudste zus en binnendoor naar Ermelo. Ik heb er wel voor 25 gulden benzine in laten gooien bij de pomp waar ik drie jaar gewerkt heb. Vond ik gewoon leuk. Degene waar ik acht jaar eerder mee samen had gewerkt stond daar nog steeds.

Tegen drie uur was ik in Ermelo. Binnen een kwartier was Leon buiten. Hij was die dag overal geweest en zat vol met details. Dokter, tandarts, inentingen, schietbaan, instructies. Maandag vertrekken. Hij reed mij naar Nijmegen. Na een stevige handdruk bij mij voor de deur en het "Hou je haaks, het ga je goed." reed hij naar huis.

 

In de loop van de maandag komt De Vries, de chauffeur van de BTOWI naar me toe. "Heb jij afgelopen weekend mijn auto gebruikt?" "Ja." "En vanavond neem je die weer voor de wacht?" "Ja." "Hoe rijdt ie?" "Gewoon, niks mis mee." "Ik moet er morgen mee op oefening en heb er helemaal geen zin in. Kan je hem niet kapot maken?" "Regel ik." Tijdens het wegbrengen van de nieuwe wacht en het terughalen van de oude heb ik de vierde versnelling niet gebruikt. Toch plank gas gereden. De auto begon steeds mee lawaai te maken. Tijdens de rondjes met de OKP, een opper wachtmeester van de lijndienst, deed ik bijna hetzelfde. Lang doortrekken in de versnellingen maar de 4 wel gebruikt. Het moest natuurlijk niet teveel opvallen. De OKP was er eentje die op de regeltjes zat, dat had ik meteen door. Door met veel herrie aan komen rijden hoopte ik de jongens een beetje te kunnen waarschuwen dat hij onderweg was.

Er moest pratouille gereden worden bij de 11e Herstel Compagnie. Korporaal Ploum, een zeer geschikte KVV-er die ik kende uit het AOG ging voorin zitten. Twee man personeel achterin. Op de heenweg heb ik de auto weer aardig mishandeld. Ploum maakte de poort open en achter ons weer dicht. "En nu?" vroeg ik toen hij weer ingestapt was. "Patrouille rijden. Doe maar een paar rondjes." "Ik weet iets veel beters. We gaan konijnen jagen." Comentaar van de drie in de auto. "Die is gek." "Doe effe normaal." "Hoe wil je dat doen?" Ik zette de auto even stil en schakelde de lage rearing in. Groot licht aan en rijden. Elk konijn wat ik zag heb ik achtervolgd. Alles mis. De lange LaRo was gewoon niet wendbaar genoeg. Bovendien heeft een 109 dezelfde motor als een 88 maar weegt wel een paar honderd kilo meer. De acceleratie van een 88 is al niet alles... Weer buiten de poort heb ik de auto echt mishandeld. Optrekken in twee. Ging best goed. Toen in drie. Er was flink veel gas bij nodig maar het ging. Toen de vierde. Dat lukte niet. Tijdens het laatste rondje met de OKP zei hij: "Zet dit ding zometeen maar weg en pak mijn auto maar. Dit klinkt niet goed." Hij gaf het voertuignummer. Op de plaat maakte ik eerst de achterdeur open. Daar lagen allemaal kabelhaspels. Kan je niet fatsoenlijk achterin zitten, is niet leuk voor de jongens. Ik heb toen dus de hoer van de batterij meegenomen. De Staf 145. Terug bij het wachtlokaal vraagt de OKP waarom ik dat voertuig had genomen. "Die van de opper ligt vol kabelhaspels. Kan je niet fatsoenlijk achterin zitten." Toen ik woensdag weer op de batterij was kwam de NBC-pik, de WMR1 De Graaf, naar me toe. Prima vent. Zijn broertje was rupsmonteur bij het AOG. "Heb jij de 145 gebruikt voor de wacht?" "Ja." "Daar moest ik gisteren eigenlijk mee op reis." Het was niet anders.

De Bardot kreeg inmiddels een onderhoudsbeurt. Tijdens een remproef dook de sergeant-majoor De Ruiter bijna de struiken in. Of ik dit ooit had gemerkt. Ik remde af op de motor en de rem was voor er bij en het laatste stukje. "En een noodstop?" "Nog nooit hoeven maken." Ze stonden eigenlijk voor een raadsel. Een oplossing hadden ze niet. Een sergeant technische dienst gaf het idee om de achterste bladveren en schokbrekers te vervangen.

De laatste wachtbeurt. Eggens, Willemse, een rijder en ik werden weggebracht door de chauffeur van dienst. Stiekum was ik een beetje jaloers op hem. Had dat baantje zelf wel willen hebben. De OKP was dezelfde als een paar dagen eerder en hij had er nog minder zin in als toen. Het was nog geen negen uur of hij kwam al buurten. Willemse en de ander waren net op patrouille. Een patrouille op genoemde locatie stelde niks voor. Een rondje door de tuin, langs het monument en natuurlijk even spelen met de gondolas die er lagen. Deze twee holle voorwerpen hadden ooit onder een vliegtuig gehangen en wogen niks. Elke patrouille maakte er een kunstwerkje mee.

"U bent slechts met twee man?" Dat klonk niet goed. Ik was slechts personeel dus hield mij afzijdig. "De anderen zijn op patrouille." "Waarom staat die patrouille niet ingevuld op het formulier, wachtmeester?"

"Wilde ik net doen toen er een voertuig aan kwam rijden." probeerde Eggens zich er uit te lullen. "Een patrouille moet op papier staan voor deze vertrekt." "Is die administratie zo belangrijk?" "Dit is mijn wacht en ik eis dat alles volgens de geldende orders en voorschriften verloopt." Eggens bond in en mij bekroop een gevoel van "Befehl ist Befehl." De patrouille kwam terug en nadat Eggens de wapens had gecontroleerd vertrok de OKP.

"Wooden Ships and Iron Men" werd op tafel gelegd. De andere twee hadden geen zin het spel te leren. De Slag aan de Nijl hebben we gespeeld. Nelson tegen Villeneuve. Ik speelde de engelsman en Eggens de fransoos. Om een uur of elf zei hij: "We gaan op patrouille." Pakte het formulier en vulde iets in. Hij had toch wat geleerd van de uitbrander van de OKP.

Ik wilde opstaan om jas en wapen te pakken maar hij zei: "We zijn al weer terug." Een papieren patrouille.

Half twee, tijdens het hoogtepunt van de zeeslag, kwam de OKP weer eens kijken. Hij vroeg meteen om de patrouille-staat. "Waarom is de patrouille van 01.00 uur nog niet terug?" "Die wil ik net uitsturen, Opper." "Ik ben verantwoordelijk voor deze wacht en ik eis dat alles volgens het boekje verloopt. Ook administratief!" "Jawel Opper!" Daar kon Eggens het mee doen.

Ik kreeg weer een heel sterk gevoel van "Befehl ist Befehl." De OKP ging weg en toen ben ik maar weer even koffie gaan zetten. Het spel ging verder.

Om half vier was ik in een positie waarmee ik niet verder kon. Heb toen dus de nederlaag aanvaard. De geschiedenis herhaalde zich dit maal niet.

Vijf uur. We gingen echt op patrouille. Was eigenlijk wel even lekker. Frisse lucht, even bewegen. We hebben een tijd naar het monument staan kijken. Hou oud waren die gasten die gesneuveld zijn? Het merendeel was jonger dan ik. Toen natuurlijk ook nog even iets met de gondolas gedaan.

Voor het gebouw zag ik een bekende burger auto staan. Eggens wilde meteen doorlopen naar binnen maar ik zei: "Controleer jij de wapens even, Wieskamp is er." "Oh, ja. Dank je."

Alle patrouilles waren gelopen. Nog een klein uurtje en mijn laatste wachtbeurt zat er op. Met Willemse stond ik wat te ouwehoeren in een kamer met alleen maar PSU-kasten, nummer vier lag op die kasten te slapen. Uit baldadigheid voelde ik aan de sluitingen. Dicht, dicht, dicht, dicht, open... Iemand had zijn kast niet afgesloten. De rest ook maar even nagevoeld maar die waren allemaal dicht. Die open kast gaf mogelijkheden. Plunderen! Even overlegd met Willemse. De gebruiker kon geen aangifte doen van diefstal want de kast was niet afgesloten. Wij weten niks. "En hier liggen allemaal schoenen." klonk het van boven. De schoenen werden allemaal van lokatie gewisseld. Geen enkele schoen stond meer op de kast waar hij mogelijk hoorde. De open kast was keurig ingepakt. Duizenden malen netter dan die van mij. Met ons drieën hebben we de inhoud bekeken en overlegd wie wat zou jatten. Willemse was een sportshirt kwijt, nummer vier had niets nodig of het lag er niet bij en ik jatte zijn sergeantsstrepen. Gewoon voor de heb. Witte strepen dus iemand van administratie of Kmar. Ik heb er nooit iets van gehoord. Die strepen heb ik nog steeds.

 
 

Munster Süd 91-2

Mijn laatste oefening. Er werd slechts vijf dagen geschoten maar we vertrokken al op zaterdag en de mars terug ook op zaterdag. De week voor we vertrokken kwam de luitenant naar me toe. "Jij moet volgende week toch MAG schieten?" "Prima. Ik hoor het nu voor het eerst maar dat wil ik wel." "Hoeveel kistjes munitie wil je?" "Stuk of zes?" Een beetje knallen met de mitrailleur leek me weer eens leuk. "Nee. Maximaal 1 per persoon." "Doe dan maar 1 kistje. Waarom vraag je het eigenlijk hoeveel ik er wil als ik er toch maar één mag leegknallen?" "Misschien vind je een halve genoeg?" Daar zat wat in. De Bardot was donderdag middag pas klaar. Wat ze bij het AOG hebben gedaan om het remprobleem op te lossen weet ik niet maar een proefritje met noodstoptest bewees dat de auto recht remde. De vrijdag was ik aan het inpakken en auto beladen. Halverwege de middag was er iets nieuws. Voertuiginspectie op de plaat door de majoor Koster. Mijn 01 stond klaar in het AOG. Ik ben naar de plaat gelopen en heb de majoor gevraagd of hij mijn voertuig ook wilde zien. Hij kijkt mij aan en zegt "Nee, niet nodig." Bon! Elke chauffeur moest de brandblusser en uit halen en de gele vlag, lampenset, flextuit en gevarendriehoek laten zien. Die vlag was om aan het veegpakket aan te geven dat je pech had. Ik had alles, ergens in de voertuigkist achter in de laadbak. Behalve de brandbulsser natuurlijk, die hing in een beugel aan de kap over de accus. Ik was blij dat ik de boel niet uit hoefde laden.

Zaterdag ochtend vertrok de colonne naar Duitsland. Dezelfde route als in januari en dezelfde routine. In januari gingen we twee weken en lagen we in bivak Mike. Deze keer was het één week en lagen we in een gebouw op kamp Trauen. Het voordeel van een gebouw was dat je elke dag kon douchen. Moest daar tegen wel iets vroeger opstaan omdat de stellingen verder weg lagen dan vanaf een bivak. De zondag ochtend werd gevuld met wapen- en voertuigonderhoud en lamballen. De middag was vrij en er was bier. Een rondje halen bij de eenzame barpeuk en lekker in het zonnetje opdrinken. De aalmoezenier was inmiddels afgezwaaid maar voor deze oefening was er een vervanger. Een burger die voor de gelegenheid majoor was gemaakt. IJff vroeg hoe hij hem moest aanspreken. "Aalmoezenier, aal, majoor, pastoor, dominee, raadsman, meneer?" Het maakte hem allemaal niks uit. "Ik zou ook paling kunnen zeggen." zei IJff. De man vond het zichtbaar niet leuk. Wij lagen dubbel.

Maandag ochtend vraagt de bijrijder wanneer ik afzwaai. "Volgende week dinsdag." "Dan al?" "Ja. Heb wat verlofdagen over en uitbetalen levert het gigantisch bedrag van twee gulden vijftig per dag op. Bruto." Een paar uur later vraagt hij of ik beroeps zou willen worden. Heb er niet op gereageerd.

Dinsdag ochtend was het direkte richting schieten voor de stukken. Aansluitend zou het groepswapen schieten plaats vinden.

Direkte richting schieten. De bemanning van het stuk kan het doel zien.

Inslag in het doelengebied.

Groepswapens schieten ging niet door omdat het doelengebied te droog was. We zouden schieten met oorlogsmunitie. Daar zat dus ook lichtspoor tussen. Brandgevaar. Het kistje munitie heb ik niet af mogen schieten. Jammer maar het scheelde wel heel wat uurtjes MAG poetsen. Onderweg van de stelling naar kamp Trauen vraagt de bijrijder of ik KVV-er wil worden. Van mijn kant weer geen reactie.

De Inspecteur Generaal der Krijgsmacht kwam die dag kijken. De lunch was natuurlijk het belangrijkste en deze liep dus flink uit. Inmiddels had ik via de radio gehoord dat het schieten met een half uur was ingekort. Even later vraagt de majoor Koster via de radio of Romeo Trauen al heeft verlaten. De adjudant die antwoordde wist het niet. Ik heb mij er toen maar even mee bemoeid. "Charley hier Juliet-Romeo. Wij hebben genoemde lokatie nog niet verlaten. Over." Het was even stil. "Dan weet ik genoeg. Uit." Het gezelschap kwam de officiersmess uit. Ik ben meteen naar de ingang gereden. "Generaals hebben geen idee van tijd." Ik rijd weg en de radio schalde. Romeo neemt de spreeksleutel, ik hoor het via de luidspreker. Hij was inmiddels op de hoogte van de verkorte schiettijd. "We gaan eerst naar de waarnemers. Zo snel als je kan. Ik betaal de bekeuring!" Er was nog drie kwartier schiettijd over en ik ging zo snel als ik kon. Geweldig gescheurd over die smalle weggetjes. De rest bleef een beetje achter. Inslagen gezien bij de waarnemers en toen als een idioot naar de stukken. De Inspecteur Generaal, het bleek een generaal van de luchtmacht te zijn, was juist op tijd om even aan een touwtje te trekken en zo een M109 af te vuren. Na het schot spreek ik zijn chauffeur. "Wie was die gek die zo hard voorop reed?" "Dat was ik." "Maar je mag hier maar 50." "De overste betaalt de bekeuring." "Huh?"

Woensdag vraagt Romeo of ik mijn kort verlof wil uitdienen. Hij wilde mij gewoon niet kwijt, dat had ik inmiddels wel door. Wist wat hij aan me had en er was nog geen opvolger maar ik had het onderhand wel gehad met het militaire leven. Zo ongeveer alles meegemaakt en geen zicht op een financieel betere positie. Ik heb er wel over nagedacht maar vond het militaire leven gewoon te eenvoudig. Je weet precies waar je aan toe bent. Hier sta je en na bepaalde tijd sta je daar en dat was het dan. Daar had ik geen zin in. Het leven moet een beetje spannend zijn en qua carriere leverde het burgerleven meer spanning. "Overste, dienst is leuk maar het moet een geintje blijven." was mijn antwoord. Bovendien kende ik de agenda voor de komende maanden. OIO, verhuizing van het onderdeel naar Arnhem en in september 2 keer twee weken oefening met tussendoor slechts een half weekend vrij. We reden langs een restaurantje. Op een bord adverteerde men met verse forel. "Misschien heb je wel gelijk. Een burgercarrière kan ook goed zijn." Die middag vraagt hij of ik forel lust. "Zeker." "Dan gaan we morgen lunchen met forel. Ik betaal." Hij had dat bord dus ook gezien.

Die middag rijden we kamp Trauen uit. Met keurig 50 op de teller rijd ik vanaf de poort naar de openbare weg. "Geef eens gas." "Er zit eerst nog even marechaussee achter me." Had het busje in de spiegel gezien. "Oh, bedankt. Ik zou de bekeuring moeten betalen." Was het zelf al weer vergeten. Ze haalden ons in en na een bocht gaf ik gas.

Een M109 rijdt de BeVo straat uit.

Woensdag avond was vrij en er mocht gedronken worden. KPL Steffens was die week jarig, ik zou over een kleine week afzwaaien en KPL Willemse vier weken later. We hebben gelapt en Steffens regelde 20 traytjes bier, tien voor haar rekening en tien voor Willemse en mij. Tijd voor een feestje. De barpeuken hebben we instructie gegeven dat ze elk blik moesten openen. Hamsteren was er niet bij al probeerde iemand het wel. Bovendien wilden we voor de rest de mogelijkheid open houden ook zo'n feestje te geven. Als het tijdens deze eerste keer al fout zou gaan dan zou het meteen verboden worden. Iedereen die er was ging dronken naar bed.

Donderdag ochtend zitten we in het PMT in Langemanshof. Ik met koffie en een broodje kaas en hij aan de telefoon. Het gesprek duurde nogal lang dus ik breng hem zijn koffie voor die helemaal koud zou zijn. Hij vind mij aan een tafeltje en zegt dat hij zaterdag ochtend in Den Haag moet zijn. "Wij gaan morgen avond al terug naar Nederland. Jij slaapt uit, ik krijg morgen een andere chauffeur." Uitslapen. Wat een bevel! Het ging naar een stelling. Ik sta met nog steeds een kater op de toegansweg naar de stelling. De foef kwam er aan maar ik heb hem doorgewuifd. Ik ging forel eten. Tegen een uur of twaalf komt de overste aangelopen, hij was bij de stukken geweest. Op hetzelfde moment komt een blauwe Volvo van groot formaat aangereden. De chauffeur stopt bij de Land Rover. De generaal-majoor Messerschmidt komt even kijken. De overste stapte meteen bij hem achter in de auto en ik dacht "Daar gaat de forel'. " De foef kwam de stelling uit en ik heb hem laten stoppen. "Straks wou je niks en nu wel!" Het klonk een beetje bits.  "We zouden forel gaan eten maar die lul van een Messerschmidt kwam er aan." Ik kreeg te eten en koffie maar het was geen forel. Een uur later komt mijn bijrijder terug. Hij stapt in en zegt "Stomme generaal. Daar gingen de forellen. Heb jij al gegeten?" "Ik zag hem aankomen en dacht eigenlijk het zelfde. Heb van de foef gegeten."

Terug op kamp Trauen komt De Vries naar me toe. "Ik moet morgen jouw plek overnemen." Hij wilde weten wat hij moest doen. "Overste rijden, radio luisteren en als hij wordt opgeroepen en niet meteen antwoordt ga je hem zoeken." "Hoe heet hij over de radio?" "Romeo en jij bent morgen Juliet-Romeo. Neem een boek mee want je hebt heel veel niks te doen. En als de foef komt meteen eten halen. Snel opeten want je moet meteen weg." De majoor Koster werd de volgende dag commandant van de colonne dus heb ik de borden met het opschrift C-COL aan zijn chauffeur gegeven. Die avond lekker zitten buurten met de opper, een paar adjudanten en chauffeurs. Er kwam zelfs alcoholvrij bier op tafel. Op tijd naar bed en uitslapen. Zeven uur werd iedereen zijn bed uitgetrommeld omdat de kamer opgeleverd moest worden. Ben toen maar gaan douchen en naar het appèl. Bongers komt naar me toe. "Jij moet toch uitslapen?" "Ik werd de kamer af gejaagd." "Ga slapen!" In een andere kamer een leeg bed gezocht. Half uurtje later komt Steffens de dekens halen. Zo kan je dus nooit uitslapen! De slaapzak maar opgezocht en weer op bed gaan liggen. Om een uur of elf toch definitief opgestaan. De hele middag bij het AOG rondgehangen, gezeten en een paar blikjes fris gedronken. Heb wel een aantal foto's van een MLRS kunnen maken en even in de YPR van Willemse achter de sticks gezeten. Niet gereden met het ding.

Om een uur of vier krijg ik de sleutels van de Bardot terug. Alles ingeladen en toen was het etenstijd. We aten in de keuken aan een keurig gedekte tafel. Stuiterbal, gekookte piepers en rode bietjes. Prima voer. Het personeel van de keukengroep, vooral de manschappen, vond het overduidelijk storend dat we er zaten te eten. Ze waren al druk aan het schoonmaken en konden niet echt verder.

De rit naar Schaarsbergen was geweldig. Blazen over de Autobahn. Voor zover dit natuurlijk kan met een LaRo. Hij heeft nog een uurtje gereden en na de koffie net over de grens bij Hengelo nam ik het weer over. Zijn spullen 'boven' neergezet en weer buiten stond zijn vrouw al te wachten. Hij naar huis en ik naar de batterij. PluBa en slaapzak uitgeladen en de ransel met een paar blikken bier natuurlijk ook. Auto bij het AOG gezet en op de dagkamer een biertje gedronken met een aantal OO en chauffeurs. De onderofficieren (allemaal beroeps) gingen naar huis. Of er iemand wilde wachten tot de bus er was. "Dat doe ik wel." Had nog geen zin om te gaan slapen en ik had bier. Kreeg er meteen een aantal blikken bij. "Veel plezier!" Tegen twee uur kwam de bus aan. Ik was inmiddels flink dronken en juist bezig met het laatste blik. Op het bed wat Feller had ben ik in de slaapzak als een blok in slaap gevallen. Zaterdag ochtend werden we om half negen vriendelijk maar heel dringend gewekt.  "Over een half uur appèl." Dat hadden ze wel eerder mogen vertellen. Ik had net tijd genoeg voor de wc en douche.

Onderhoudsploegen werden ingedeeld. Iedereen kreeg een taak behalve ik. Prima. De BTOWI kwam naar me toe. "Wat ga jij doen? Voertuigonderhoud?" "Ja. Ik wil dinsdag afzwaaien." De sleutel van het AOG gehaald en aan de slag. PluBa uitgepakt in de PSU-kast en de lege zak ging mee naar de garage. Eerst maar eens begonnen met het zoeken naar hebbedingetjes. Een camouflagenet was het enige interessante. Onderin de zak. Kralenzitting er boven op, die had ik zelf betaald. Roze lijst voor het voertuig afgewerkt en na de lunch de PluBa gevuld met vuile was, privéspullen en alles wat ik er nog meer in kon stoppen. De auto nog even op de smeerput gezet en er onder gekeken. Het zou wel goed zijn, ik had er eigenlijk helemaal geen verstand van.

Voor er gegeten kon worden zat ik nog even met Willemse te buurten. Hij vertelde dat er nog 7 trays bier over waren van het feestje van woensdag. "Dan doen we dinsdag toch nog een feestje! De barpeuk krijgt vrij en iedereen drinkt bier." Hij vond het een prima idee. Ik hoor opeens de stem van de overste. "Mike!." Wat nou dan. Op de gang tref ik hem. "Dit krijg je nu al. Je zwaait eerder af dan ik gedacht had. Ik verwacht je maandag om 11.00 uur op mijn kantoor. " Hij gaf mij het geschenk wat volgens traditie elke afzwaaiende chauffeur van de commandant kreeg, het boek 'De geschiedenis der Rijdende Artillerie'. Na de erwtensoep met openbaar vervoer naar huis. De plunjebaal was zwaar. Zondag behalve de was niks doen en een beetje bijkomen. Ik ben nog wel even bij mijn broer een oud model binnenjas gaan lenen. Visgraat met gewone knopen i.p.v. de  drukknopen van het vlaggetjespak. Nog even stangen op mijn laatste dag in het groen.

De binnenjas van mijn broer had ik zondagavond nog even gewassen (het ding had sinds 1982 in zijn plunjebaal gezeten en stonk als de hel) maar was nog niet helemaal droog. Toch aangetrokken. In de batterijbar, aan de koffie, wilden diverse mensen de jas kopen. Er werd zelfs 20 gulden voor geboden. Heb het niet gedaan. Was immers niet van mij. Met het ochtendappèl ben ik expres vooraan gaan staan, recht tegenover de kapitein. Hij ziet mij, kijkt bedenkelijk maar zegt niks.

De roze lijst voor de Bardot had ik zaterdag afgewerkt maar het ding moest nog schoon gemaakt worden. Met een overmaatse borstel om je rug te wassen en een emmer ben ik naar de spuitplaats gereden. Geen slangen. Dan even naar het gebouwtje van Wegtransport. De slangen waren allemaal op. Ik heb flink wat emmers over de auto gegooid, ook in de wielkasten, en de borstel flink gebruikt. Vond het genoeg en ging de auto inleveren. De adjudant van de onderhoudsgroep vroeg naar de roze lijst, die had ik al in de hand. Of de auto schoon was. Heb hem de waarheid verteld. "Ga dan maar naar de schietbaan. Zorg dat de auto schoon is en de rest regel ik." Eigenlijk was dat laatste een compliment. Veel chauffeurs meldden problemen aan het voertuig niet bij de onderhoudsgroep, bang om er op afgerekend te worden. Waarom eigenlijk? Het was allemaal oud en dan gaat er wel eens iets kapot. Zolang het je eigen schuld niet zou zijn was er niks aan de hand. Verder, een paar dagen voor ik op een CPX zou gaan spreekt de SM De Ruiter mij aan, of ik donderdag op de kazerne zou zijn. De SM Berntsen zou die dag bevorderd worden tot adjudant en hij wist er nog niks van, er was een klein feestje gepland. Ik kon er dus niet bij zijn maar toen ik de dag er na bij de onderhoudsgroep was ben ik meteen naar hem toe gegaan. Met uitestoken hand was het: "Adjudant, gefiliciteerd met de bevordering." Daar was hij een beetje blij mee. Ik vond het niet meer dan normaal om te doen.

De auto ingeleverd en naar het kantoor van de overste. "Hoe kom jij aan dat oude model jas?" "Uit de plunjebaal van mijn broer. Ter gelegenheid van mijn laatste dag in uniform." Zo had hij mij leren kennen. Altijd iets aparts. "Het boek wat je gekregen hebt is traditie. Ik heb er wel wat extra moeite voor moeten doen om het op korte termijn voor elkaar te krijgen maar dit is van mij." Hij gaf me een goede fles wijn met het advies deze nog een paar maanden te laten liggen en een VVV-bon van 20 gulden. Met een flinke handdruk en de beste wensen voor de toekomst namen we afscheid. De rest van de dag heb ik gevuld met het loopbriefje en leegruimen van de PSU-kast.

 
 

De laatste dag

In burger kom ik op de batterij. Stond tijdens kamerinspectie niet voor de kast maar zat aan tafel. "Is het al zover?" vroeg de sergeant Van Leest van de Afdelings Hulp Post. "Het is zover." Iedereen moest die dag over de HiBa, de hindernisbaan. Nog een aantal anderen zwaaiden die dag af en hadden gevraagd of ze de laatste dag nog over de stormbaan moesten. Als je het vraagt wil je je drukken en dan moet het dus ik heb het niet gevraagd. Tijdens ochtendappèl ben ik weer vooraan gaan staan. Zo wist iedereen meteen wat er aan de hand was. Na de stormbaan en de lunch had ik tegen drie uur alle handtekeningen binnen. Ik kom de luitenant Zwiebel tegen. "Dus jij zwaait af zonder op AV bivak geweest te zijn?" "Ja!" "Hoe heb je je daar voor kunnen drukken..." "Toen 90-3 moest was het vol met reutels van oudere lichtingen, de volgende keer was ik op oefening en de laatste keer ben je me vergeten." Hij kon er wel om lachen.

Middagappèl

Per bus en trein heb ik de PluBa naar huis gebracht en tegen zevenen meldde ik mij, in burger, als bezoeker bij de wachtcommandant. Rijbewijs ingeleverd en met een bezoekerspas kwam ik de batterijbar binnen. "Dat is stijl!" kreeg ik van diverse mensen te horen. De barpeuk ging pingpongen en iedereen kreeg ongevraagd een blik bier. "Waarom geen fris?" "Vanavond alleen maar bier. Het kost niks." Eentje kwam 6 blikken halen. Ik heb ze open gemaakt en toen gegeven. "Ik wil dichte blikken." "Waarom?" "Mee nemen naar de kamer." "Krijg je niet." "Waarom niet?" "Lees de regels nog maar eens na." Om 23.00 uur ging de bar dicht. Ik denk dat bijna iedereen dronken was. Ik in ieder geval wel. Met nog een aantal blikken bier in de zakken liep ik naar de poort. Wankelen is eigenlijk een betere omschrijving. Willemse liep even mee. Ik ruilde de bezoekerspas om voor mijn rijbewijs. Hij hield de buschauffeur aan de praat. Het was immers de laatste bus naar Arnhem.

 

"Dienst was de mooiste tijd van mijn leven." is een kreet die ik vaak gehoord heb. De opleiding in Ossendrecht vond ik gewoon kut. Het behalen van het rijbewijs was het positieve. Breda was vanwege de vele wachtbeurten en pesterijen van de officieren ook niet veel. Mijn parate tijd was leuk. Er waren natuurlijk momenten dat ik er absoluut geen zin meer in had maar over het algemeen kijk ik terug op bijna tien maanden gezelligheid, kameraadschap en toch ook wel een beetje avontuur.

Mijn diensttijd was niet de mooiste tijd van mijn leven maar wel een mooie.

 

Reflectie

De dienstplicht zoals ik die heb meegemaakt was eigenlijk zeer relaxed. Ik heb de laatste decennia diverse mensen gesproken die bij andere onderdelen gediend hebben en veelal compleet andere functies hadden. Niet iedereen had het zo relaxed.

In het algemeen zeg ik dat dienstplicht helemaal zo erg niet is. Natuurlijk, je werd 14 maanden, in mijn geval, later 12 maanden maar eerder nog maanden langer, uit je gewone leven gerukt. Een onderbrekeing van de burgercarriere vind ik voor het overgrote deel van de dienstplichtigen een veel te zware uitdrukking. Immers, de meesten waren 18 tot 21 jaar oud, net aan het begin van een carriere. Ook moest je dingen doen die helemaal niet leuk waren. Wacht lopen in het weekend bijvoorbeeld, de hindernisbaan, hard lopen, de legeringskamer schoonmaken, bivak. Je was echter niet de enige, iedereen moest dit "overleven". Ik ging er qua inkomen zwaar op achteruit maar de jongens die rechtstreeks van school kwamen en nog van moeder's pappot aten hadden opeens veel meer geld dan ze ooit gewend waren.

Er zijn echter ook positieve kanten. De grootste in mijn geval was het rijbewijs. Verder heb ik mensen ontmoet uit alle hoeken van het land, van Zeeland tot Groningen en van Den Helder tot Maastricht en heel veel wat er tussen zit. Ieder met eigen gewoontes en dialecten. Iedereen zat in dezelfde gedwongen situatie en je moest samenwerken. Met zoveel verschillen bij elkaar valt dat lang niet altijd mee. Je leert het echter wel. Dit is volgens mij het grootste pluspunt van de dienstplicht. Relativeren is ook iets. Ik merk om me heen dat mensen die wel in dienst zijn geweest relaxter zijn tijdens bijzondere situaties. Het idee van "Ik heb wel erger meegemaakt." of: "Het kan slechter."

De dienstplicht is niet afgeschaft. De opkomstplicht is opgeschort. Dit is een groot verschil. Iedere jongen die 15 jaar wordt krijgt nog steeds een schrijven dat hij opgeroepen kan worden. Dit geeft in veel gezinnen paniek. De brief goed lezen lost dit wel weer op.

Heractivering van de opkomstplicht? Waarom niet? Ik heb hier wel een paar kanttekeningen bij. Niet alleen de mannen maar ook de vrouwen. Het hoeft geen militaire dienst te zijn, de zorg zou ook een gebied kunnen zijn. Verder mag het geen reguliere arbeidsplaatsen kosten. Ondersteunende diensten komen wat mij betreft in aanmerking. Verder, en misschien wel voor de plichtigen het belangrijkste: betaal een fatsoenlijk salaris. het minimum loon vind ik redelijk.

The man himself tijdens Munster-Süd 91-1 (lang geleden).

 

Documenten